zaterdag 26 april 2014

Aan de lopende band



Memoreerde ik eerder op Facebook dat je leven een hele rare kant op is gegaan, als er opeens liedjes van Acda en De Munnik op van toepassing zijn, blijkt het eigenlijk nog veel erger te kunnen. Want welke afslag heeft mijn leven genomen dat ik opeens in een liedje van Andre van Duin terecht ben gekomen?

Ik sta al jaren, dat is het rare, aan de lopende band. En als je eventjes niet goed oplet, dan loopt het uit de hand.

Zoals deze olijke zanger jaren geleden reeds dichtte, middels voorspelbaar eindrijm maar tevens met een jolig stukje binnenrijm. Want zo werd ik onlangs op een ochtend gebeld door een dame van het uitzendbureau. Of ik nog steeds wilde werken. Ja, maar natuurlijk!
Fijn, smeer wat brood en rep je naar Adecco, dan brengen wij je. Zo gezegd, zo gedaan en niet veel later zoefde ik in een fijne Mercedes naar de haven van Aalborg alwaar ik samen met een tweede uitzendkracht werd afgeleverd bij een afgelegen, schimmige loods.
In de loods stonden honderden, zo niet duizenden dozen van een enkel type Weber grill en een inderhaast opgetrokken montagelijn. Aan het begin van de lijn werden de dozen geopend, leeggehaald, de grill werd gedemonteerd, vier kleine onderdelen vervangen, de grill werd weer gemonteerd en aan het eind van de lijn weer in de doos gedaan. 

En een boutje en een moertje en een schroeffie en een nippeltje

De werkzaamheden werden toevallig die dag geobserveerd door een Amerikaan die namens Weber aanwezig was. En alle stereotypen kwamen uit. Heerlijk. Het vette accent (Chicago, hoewel volgens mij deels extra dik aangezet), erg makkelijk in de omgang, no nonsense en relaxed tegenover de ondergeschikten maar ook heel duidelijk niet gediend van bullshit en kinken in de kabel.
Die middag heb ik vermoedelijk 300 dozen ingepakt, dicht getapet en op pallets gestapeld. Onder mijn avondeten werd ik gebeld of ik de volgende dag weer wilde komen. Vanzelfsprekend!

Ik draai een moertje aan en ik een schroeffie aan, oh wat interessant!

Na een fijn fietstochtje de volgende morgen, veertig minuten en door een prachtig klein dorpje pal naast Aalborg, meldde ik mij stipt om 8 uur voor de tweede werkdag. Die dag stond naast mij iemand die dusdanig veel op Wim Helsen leek, dat ik me moest inhouden niet op een stapel pallets te klimmen en te scanderen:

Ik zou u gaarne riposteren
tot gij uw takken slijpt.
Uw messen en uw peren,
geen mens die mij begrijpt!

Niet alleen zou inderdaad niemand mij begrijpen, maar de kans was dan ook niet onaanzienlijk geweest dat ik mijn tang weer moest inleveren (wie heeft die gek een scherp voorwerp gegeven?) maar ook dat het uitzendbureau naar alle waarschijnlijkheid een klant zou zijn verloren (“Alleen hoeren hebben klanten!” Eelco, hou je mond nou…). Oh, en wie deze strofe niet kent: youtube, Wim Helsen, gedicht.
Maar goed. Het werk was ultiem hersenloos maar misschien juist daardoor ook wel weer bevredigend. Even niet hoeven nadenken over wat je doet, is soms ook wel eens ontspannend. Beetje kletsen met de mensen om je heen. Deens weer een beetje activeren. En zelfs na een enkele dag alleen maar Deens merkte ik hoe goed dat voor mijn eigen Deens is. Want de avond na mijn eerste dag ging ik schermen en tot mijn eigen verrassing heb ik her en der met mensen praatjes aangeknoopt en rolde mijn Deens aanzienlijk vloeiender van de tong. Ook een fijne opsteker!

maandag 21 april 2014

Over domme vis...



De verhalen liggen op straat. Of in het water. Als je maar goed om je heen kijkt.

Deze dagen wordt er naar hartelust gevist langs de fjord. Al geruime tijd zie ik, fietsend over de brug, grote schares sportvissers staan hengelen. De laatste paar dagen vergezeld door een toenemend aantal pleziervissers in bootjes. En allemaal aan een kant van de brug, rechts als je vanuit het centrum komt. Het was me niet eens als zodanig op gevallen. Maar zoals bij veel dingen geldt, het heeft een reden, zo leerde ik zondag.
Het fraaie lenteweer en twee kinderen die de beperkingen van een tweekamer flat probeerden op te rekken, zorgden er voor dat ik Alex en Yelena meenam op een wandeling naar het centrum om ze daar te verblijden met een ijsje. Over de brug lopend wilden Alex en Yelena eerst naar de vissers en hun vangst kijken. Of er nog vissen waren die “flapflapflap” op de kade lagen. Want dat leidt bij de kinderen tot een onbedaarlijk gegiechel.
En jawel hoor, de sportvissers hadden weer flink beet. Emmers vol spartelende vis tot vermaak van de kinderen. Lekker dichtbij gaan staan en terugdeinzen als ze nat gespetterd worden. Goed kijken naar een in stukken gesneden vis in een plasje bloed. Maar toen een van de vissers vroeg of ze een levende vis vast wilden houden, schoten ze onmiddellijk weg achter papa. Echt niet! Zo Deens zijn ze dus nog niet.
Langs de kade een enorme diversiteit aan mensen en talen. Denen uit alle lagen van de bevolking, oost Europeanen, Groenlanders met hun volslagen onverstaanbare taaltje. Alles door elkaar, lekker vissen, auto op de kade, achterklep open met koelboxen vol bier en versnaperingen. Meget hyggeligt!
Na het ijsje liepen we weer terug langs de vissers en daar raakte ik aan de praat met een man die juist een lijn met vijf haringen had binnen gehaald. “Vissen zijn dom” sprak hij lachend. “En deze helemaal! Elk jaar in april komen er scholen haring de fjord binnen gezwommen. En overdag blijven ze hier voor de brug rond zwemmen tot het nacht is. Waarom? Omdat de brug overdag een donkere schaduw in het water maakt, waardoor de haringen denken dat ze niet verder kunnen. Pas ’s nachts, als de zon weg is, zwemmen ze weer door. Daarom staat iedereen hier te vissen.”
En vissen was dan nog sportief uitgedrukt. Bij vissen verwacht je urenlang turen naar een dobber. Een oerstrijd tussen een jager en zijn prooi, gewonnen met veel geduld en een stevige hengel met aas dat geen vis kan weerstaan. Maar zoals gezegd, haringen zijn blijkbaar de Gekke Henkies van het vissenrijk. Haringen happen in haakjes zonder aas. Zwemmen langs haakjes en blijven steken. Ik heb vissers een lijn met zes haken zien uitgooien om na vijf minuten zes haringen binnen te halen. De een met de haak in zijn bek, de ander in zijn rug en weer een aan zijn staart. Als je lange benen zou hebben, kun je volgens mij gewoon met een schepnet haring vangen.
En ’s avonds bleek dat ook Alex het stukje over de domme vissen goed gehoord had. Hij zat de inhoud van zijn vissticks kritisch te bekijken en ik zei “dat is andere vis dan die we vandaag hebben gezien…” Waarop hij tevreden een hap nam en zei “oh, is dit dan slimme vis?” Dat jochie komt er wel.

donderdag 10 april 2014

Arbeidstrots



Arbeidstrots, kent u die uitdrukking? Ik sinds vandaag wel weer. 

Enigszins ongemakkelijk en broedend zat ik in wat nu feitelijk het huis van mijn ex is, te wachten op de schoorsteenveger. In mijn hoofd visioenen van ongeïnteresseerde beunhazen, wellicht voldoend aan het vooroordeel dat het oost Europeanen zijn die lokale banen inpikken en het huis achterlaten in een wolk van roet.

Tot het moment dat de veger voorreed. Uit de zwarte auto stegen twee mannen in zwart. Een oude man en een jongeman. Want hier kent men het gildensysteem nog, met meesters en gezellen. Hun zwarte kostuums waren afgezet met grote, glimmende knopen zoals in de 19e eeuw. Voorbeeldje: http://www.rebildfejeren.dk/files/dyn_ban_images/7.jpg      

De gezel werd het dak op gestuurd en de meester begaf zich naar de haard. De klus zelf was in een vloek en zucht geklaard en na vijf minuten begaf de meester zich weer naar de deur en maakte aanstalten afscheid te nemen. Tot ik mijn bewondering uitsprak over hun uniform. Want dat is iets dat ik dat als Nederlander niet gewend ben. Zijn dracht ken ik alleen van oude foto’s.

De man deed een stapje achteruit, stak zijn borst vooruit en vertelde dat hij al 42 jaar schoorsteenveger was. En dat hij trots was het bijbehorende kostuum te dragen. “Ja”, zei de meester, “ik draag nu een pet, maar onze hoge hoeden liggen gewoon in de auto. Is wat onhandig bij het steeds in en uit stappen. Maar wij zijn trots op ons beroep en die hoeden en het uniform horen er bij. En als mijn gezel niet zijn pak met knopen aanheeft, hoeft hij niet in te stappen.”
Vervolgens haalde hij een groot stuk ijzer uit zijn riem. Een soort grove metalen schoenlepel. “Dit is een werkijzer. Kun je gebruiken om dingen los te tikken, te klemmen, als klimhulp, voor van alles. En als schoenlepel. Tegenwoordig koopt iedereen ze, maar deze heb ik zelf gemaakt, 46 jaar geleden, toen ik in de leer ging.” (veelbetekenende blik richting zijn gezel…)
De zware metalen schoenlepel ging terug in de holster en hij wees vervolgens naar zijn glimmend gepoetste (en aardig versleten) gesp. (zoals deze: http://imageservice.nordjyske.dk/images/nordjyske.story/2012_08_21/cc5243af-198f-4f97-96c7-31083d847256.jpg)
Ook reeds in zijn bezit sinds hij in de leer ging. Het enige dat afbreuk deed aan zijn Dickensiaanse voorkomen, was de kleine oortelefoon die hij droeg. Maar hij droeg zijn kostuum met een grote vanzelfsprekendheid en trots.

In Nederland zou ik een dusdanig uitgedoste schoorsteenveger potsierlijk vinden. En eigenlijk alleen verwachten in het Openluchtmuseum. Of vooruit, op de Dickens dagen in Deventer. Maar nog steeds potsierlijk. Een anachronisme. Maar om zo iemand hier tegen te komen, en zo duidelijk trots op het beroep dat hij vertegenwoordigt, maakt dat ik het eigenlijk alleen maar leuk vind. En stiekem een beetje jaloers ben. Want arbeidstrots, waar vind je dat nog op deze manier…