Als Nederlander ben ik gewend te fietsen. Boodschappen,
werk, voor de lol een eindje peddelen. Doodnormaal. Alleen heb ik het idee dat
Aalborg maar met moeite kan wennen aan mijn Nederlandse manier van rijden. Ik
vertel mijn Deense collega’s altijd dat ik niet alleen mijn Nederlandse fiets
heb meegenomen, maar ook mijn Nederlandse fietsmentaliteit. Assertiviteit is
troef. Stoplichten zijn facultatief, voorrang is het recht van de snelste, de
bel wordt alleen in werkelijke noodgevallen gebruikt. Zo begeef ik mij aldus
met mijn Utrechtse studentikoze souplesse door het grootstedelijk verkeer.
En op de een of andere manier lijk ik daar mee een lokale
bezienswaardigheid te worden. Het begon al vrij snel na de emigratie toen ik
van en naar het kinderdagverblijf fietste met een kind voor en een kind achter
op de fiets. En twee zijtassen met boodschappen. Blikken van voorbijgangers varieerden
van geamuseerd tot verbaasd. Met als hoogtepunt het nagefloten worden vanaf een
steiger door drie vrouwelijke huisschilders (overigens een typisch vrouwelijk
beroep hier).
Tegenwoordig kunnen zowel Alex als Yelena zelf peddelen. Allebei
een helmpje op (Papa, waarom heb jij geen helm? Mama heeft er wel een, en wij
ook…. Ja, jongens, papa is eigenwijs. Oh. Wat is eigenwijs?) En als ik nu met
ze fiets ben ik nog net wat voorzichtiger in het verkeer. Die twee zijn
aanzienlijk meer waard dan ik en dienen de regels netjes te leren voor ze die
later weer overboord mikken. Dus als ik met het grut fiets, is datmet Yelena
naast me en Alex voor of achter. Afhankelijk van de drukte. En van zijn geduld.
Want het gebeurt toch vrij regelmatig dat hij Yelena en mij links inhaalt. Over
de stoep.
Wanneer ik dan zo op een tochtje met de kinderen naar het
centrum ben geweest, hoor ik op mijn werk bijna altijd wel iemand zeggen: “ik
zag jou gisteren door de stad fietsen. Met je kinderen… Knap hoor… Dat zou ik
nooit durven met mijn kinderen…” Ik probeer ze dan uit te leggen dat
Nederlanders op dat vlak misschien wat makkelijker zijn en kinderen wellicht
sneller zelf laten fietsen om al dat gewicht weer van hun eigen fiets kwijt te
zijn. Maar ja, Denen doen bijna alles met de auto als het om kinderen gaat, dus
dat komt niet helemaal aan.
Gelukkig is Denemarken behoorlijk ingesteld op fietsverkeer.
Vrij liggende fietspaden zijn een aardige standaard. Nog niet zo veel als in
Nederland, maar het komt. Denen fietsen zelf ook veel. Al vluchten ze bij de
minste regen of sneeuwbui onmiddellijk weer in de auto. Dat dan weer wel.
Maar wat redelijk in tegenspraak lijkt met het breed geaccepteerde
fietsen hier, is dat de fietspaden en wegen bezaaid zijn met glasscherven. Het
is in de weekenden spitsroeden fietsen van en naar mijn werk omdat het
uitgaanspubliek geen groter genoegen lijkt te kennen dan het stukgooien van
flessen op de weg. Zeker na een groot evenement sla ik altijd toch even een
kruisje voor ik begin te rijden. En niet alleen in het centrum, ook in de wat
bedaagdere woonwijken is er altijd wel een stuk gesmeten fles te vinden.
De fietsenmakers hier doen dan ook goede zaken. Want zelf
banden plakken, daar lijken de Denen ook niet aan te doen. De handige setjes
Simson bandenplak die elke Nederlander vanaf zijn eerste rijwiel bij zich lijkt
te dragen, zijn hier maar zelden te vinden. En toen ik mijn fietsenmaker vroeg
om bandenlichters, keek hij me aan of ik hem een oneerbaar voorstel deed.
Gelukkig kon ik een setje regelen via mijn Nederlandse connecties.
Dus nu ga ik de fietsenkelder maar weer in met enig
effectief gereedschap om een platte achterband te verleiden weer hard te worden…