Drie jaar Denemarken gaat je taalkundig niet in de koude
kleren zitten. Ik correspondeer uitgebreid met een oud-collega annex full time
zonderling (Daaaaaag, J.O. te B.) en die begint mij meer en meer te wijzen op
kleine eigenaardigheden en slordigheden in mijn brieven aan hem. Terwijl ik
doorgaans degene was die collega’s te pas en te onpas corrigeerde. Ik was wat
ook wel een ‘grammarnazi’ wordt genoemd. Dat heb ik van mijn moeder en daar heb
ik mij niet voor laten behandelen. Integendeel. Het verschafte mij de
mogelijkheid anderen te helpen met hun taalproblemen. En passant kon ik zo mijn
taalkundige superioriteit subtiel laten blijken. Zo ben ik dan ook wel weer.
Maar het begint nu allemaal merkbaar minder te worden. Zowel op schrift als in
gesproken woord…
Ik begin te merken dat wanneer ik vertel of schrijf over
zaken in Denemarken en ik even niet op een Nederlands equivalent kom van een
woord dat ik voornamelijk in het Deens gebruik, ik een soort letterlijke
vertaling gebruik. Bijvoorbeeld ‘tijdsbegrensd’ wanneer ik ‘tidsbegrænset’
bedoel. ‘Omkring’ in plaats van ‘circa’. Of ik begin in het Nederlands ook te
spreken over Holland, terwijl ik Nederland bedoel. Met alle gevaren van dien,
want er staan altijd mensen klaar om gekwetst te zeggen dat Holland maar een
deel van Nederland is…
Als ik met Pauline praat en ik kom niet op een Nederlands woord, voeg ik gewoon het Deense woord in. Puur gemakzucht, natuurlijk. Maar ik heb ook weer geen zin om in een gesprek stil te vallen omdat ik even het juiste woord probeer te vinden. Het overkomt Pauline ook. Dan staan er in mailtjes aan mij opeens kleine Deense woordjes. Maar goed, zij loopt dan ook al weer een heel eind voor me uit, integratietechnisch.
Als ik met Pauline praat en ik kom niet op een Nederlands woord, voeg ik gewoon het Deense woord in. Puur gemakzucht, natuurlijk. Maar ik heb ook weer geen zin om in een gesprek stil te vallen omdat ik even het juiste woord probeer te vinden. Het overkomt Pauline ook. Dan staan er in mailtjes aan mij opeens kleine Deense woordjes. Maar goed, zij loopt dan ook al weer een heel eind voor me uit, integratietechnisch.
Twee zinnen terug schreef ik ‘woordjes’. Dat is iets zo
ongelooflijk Nederlands. Alles kan verkleind worden door er -(t)je achter te
zetten. Het heeft me echter wel even gekost om te stoppen met het letterlijk
vertalen van verkleinde Nederlandse woorden. Het Deens kent dat verschijnsel
niet en het begon me na verloop van tijd op te vallen dat ik heel veel Deense
woorden vooraf liet gaan door ‘lille’ (klein). Mailtje, kopje, woordjes,
biertje, broodje, gebakje, als je er zo op gaat letten, alles wordt verkleind.
Geen idee waarom eigenlijk. Is het Calvinistische bescheidenheid (‘laat ik
vooral niet te groot denken…’) of is het een symptoom van de Nederlandse
kneuterigheid (het klinkt gezellig)? Wie zal het zeggen…
Maar goed, terug naar de hoofdlijn van mijn betoogje.
Mijn kommagebruik is ook een fraai bijvoorbeeld van mijn
taalkundige verdeensing. Denen zijn dol op het gebruik van komma’s in zinnen.
In Nederland heb ik geleerd hier zuinig mee om te gaan. Maar na drie jaar
wennen aan het plaatsen van komma’s op alle mogelijke plaatsen, begin ik dit nu
ook in het Nederlands te doen.
Het uitdrukken van beleefdheid kent ook een taalkundig
verschil met wat ik in het Nederlands placht te doen. Natuurlijk hebben mijn
ouders mij indertijd geleerd om dingen beleefd te vragen. Het waren dan wel
alternatievelingen, maar het waren beschaafde alternatievelingen. Ze leerden
mij om dingen te vragen met ‘alstublieft’ of ‘Mag ik...’ De (in elk geval voor
mij) standaard beleefdheidsvormen dus.
Maar in Denemarken doen ze daar een flinke schep bovenop. In het begin weet je dat natuurlijk nog niet helemaal, dat leer je door ervaring. Drie jaar geleden verbaasde ik me er over dat Denen geen woord als ‘alsjeblieft’ hebben als je om iets vraagt. Want hoe vraag je dan beleefd om een brood bij de bakker? In Nederland bij de bakker zeg je “Een witbrood, alsjeblieft’. Laat je dat ‘alsjeblieft’ weg, dan wordt het al snel een eis. Gaandeweg leerde ik dat Denen ‘Ik zou graag een witbrood hebben’ zeggen. De kleinste vraag of het miniemste verzoek wordt omkleed met ‘zou je misschien…’ of ‘neem me niet kwalijk, maar…’ of ‘Ik zou graag….’.
Maar in Denemarken doen ze daar een flinke schep bovenop. In het begin weet je dat natuurlijk nog niet helemaal, dat leer je door ervaring. Drie jaar geleden verbaasde ik me er over dat Denen geen woord als ‘alsjeblieft’ hebben als je om iets vraagt. Want hoe vraag je dan beleefd om een brood bij de bakker? In Nederland bij de bakker zeg je “Een witbrood, alsjeblieft’. Laat je dat ‘alsjeblieft’ weg, dan wordt het al snel een eis. Gaandeweg leerde ik dat Denen ‘Ik zou graag een witbrood hebben’ zeggen. De kleinste vraag of het miniemste verzoek wordt omkleed met ‘zou je misschien…’ of ‘neem me niet kwalijk, maar…’ of ‘Ik zou graag….’.
Mijn denken begint zich ook steeds meer in het Deens af te
spelen. Dat is op zich niet raar, mijn dagelijkse activiteiten vinden hier
plaats. Deens is mijn actieve taal geworden. Als ik bijvoorbeeld een boodschappenlijstje
samenstel, of denk aan de komende sessie met mijn therapeut, dan gaat dat in
het Deens. Afgelopen weekeinde was ik voor een bliksembezoekje in Nederland.
Vrijdag heen, maandag terug, leve het vliegtuig. Aangekomen op Schiphol merkte
ik dat ik heel bewust Nederlands moest spreken. Een beetje “Ohja, hier kan ik
gewoon met Nederlands terecht!
Het zal mij benieuwen hoe het met mijn Nederlands gaat, de
komende jaren. Met de kinderen en met Pauline spreek ik het uiteraard nog. Maar
wanneer zich in de toekomst een Deense aanmeldt die de moeite van een relatie
wel waard is, dan wordt dat natuurlijk een vrij complex verhaal. Want het is
niet echt netjes Nederlands te spreken met je kinderen in aanwezigheid van
iemand die het niet verstaat. Mocht iemand ervaring op dat vlak hebben, ik hou
me aanbevolen…