En ondertussen heb ik er dus twee maanden als portør op
zitten. En reeds nu begin ik er als en portør uit te zien. Nonchalant open
jasje, baardgroei, slenterende tred, bereid tot wat voor kletspraatje dan ook
met wie dan ook en gewapend tegen al te bijdehandte verpleegsters. Nu alleen
nog een tatoeage. En het is nog steeds leuk werk. Het is maar goed dat ik
kinderen heb en dat ik gewend ben aan een brede variëteit aan soorten
ontlasting. En niet alleen in bevuilde bedden…
Tijdens mijn laatste vuilnisdienst bleek
een gele zak, bestemd voor onder andere operatieafval, te lekken. De vloeistof
deed qua kleur denken aan wat Alex’ produceerde als hij zich weer eens laveloos
aan de moedermelk had gedronken. De geur was echter die van onversneden gal. En
terwijl mijn kinderloze collega walgend probeerde de boel met zijn voeten op te
dweilen, ging ik gewoon door de knieen om de boel even handmatig op te deppen.
Been there, smelled that, got the t-shirt, zal ik maar zeggen.
Het grootste deel van mijn werk bestaat uit direct contact
met patiënten. Uiteraard stel ik me zeer professioneel op. Maar als ik dan een
meisje van halverwege de twintig ophaal van de Eerste Hulp en ik in de
behandelkamer een eendenbek en twee stijgbeugels zie liggen…. Dan moet ik me
toch even inhouden om niet de deur te sluiten, het licht uit te doen en met een
galmende Satanische lach, klepperend met de eendenbek, op haar af te
schuifelen. En de aandrang om als Igor gebocheld en wel de traumaruimte binnen
te schuifelen (yesssss, massster….), levert vermoedelijk behalve het reeds
aanwezige lichamelijke trauma, alleen maar psychisch trauma op.
Twee dingen zijn echter echt leuk om te doen. Al klinkt dat
wel wat raar. Want het ene is overledenen naar het mortuarium rijden, het
andere is bedlegerige patiënten in en uit rolstoelen helpen of ze draaien en
keren in bed, zodat de verpleegster het bed of de persoon kan verschonen.
Bedlegerige patiënten, al dan niet in coma, worden met zeer
veel zorg onder handen genomen. Gedraaid, gekeerd, recht gelegd. En elke
aanraking wordt van te voren duidelijk gecommuniceerd zodat de patient weet wat
er gaat gebeuren. Al met al dus vrij intensief werk. Mijn voorstel om de
patient wat meer aan te sporen tot het zelf gebruiken van zijn spieren, middels
het gebruik van een schrikstok of een ouderwetsche Pruisische rijzweep (zie je
wel, als je maar wil dan kun je best! *klats*!) haalde het helaas niet.
Het is heel ontnuchterend om te zien hoe snel spieren
verdwijnen. Bij patient R, die al weken op de intensieve afdeling R ligt en die
ik zeer regelmatig in en uit een rolstoel help, zijn de beenspieren in de loop
van een paar weken vrijwel verdwenen. Toen ik hem voor het eerst hielp, kon hij
nog heel trots zelfstandig staan. Nu is op de rand van het bed zitten al een
enorme prestatie voor hem. Maar elke keer dat ik hem zie en hem zelfstandig
iets kan laten doen, laat ik uiteraard mijn enthousiasme duidelijk horen.
Ook de zwaarlijvige patiente H., die in eerste instantie altijd nurks in bed lag en nooit zin had om overeind te komen, kon een grote glimlach niet onderdrukken toen ze voor het eerst weer zelfstandig op de rand van haar bed kon zitten. Dat zijn hele leuke dingen om mee te maken. Het is ook heel opvallend dat vrouwen doorgaans een stuk meer doorzettingsvermogen hebben dan mannen. Op elke leeftijd. Vrouwelijke patiënten zijn doorgaans zondermeer bereid net even wat extra inzit te tonen. Terwijl de mannelijke patiënten toch veel kwijnender over komen. Alsof ze het eigenlijk al opgegeven hebben. Ik heb meerdere mannelijke patiënten, die ik met een plafondlift van bed naar rolstoel heb verplaatst, het zelfde grapje zien/horen maken: leg die strop maar om mijn nek. Dan ben ik er maar van af… Het wordt gezegd met een glimlach, maar de ogen zeggen wat anders…
Ook de zwaarlijvige patiente H., die in eerste instantie altijd nurks in bed lag en nooit zin had om overeind te komen, kon een grote glimlach niet onderdrukken toen ze voor het eerst weer zelfstandig op de rand van haar bed kon zitten. Dat zijn hele leuke dingen om mee te maken. Het is ook heel opvallend dat vrouwen doorgaans een stuk meer doorzettingsvermogen hebben dan mannen. Op elke leeftijd. Vrouwelijke patiënten zijn doorgaans zondermeer bereid net even wat extra inzit te tonen. Terwijl de mannelijke patiënten toch veel kwijnender over komen. Alsof ze het eigenlijk al opgegeven hebben. Ik heb meerdere mannelijke patiënten, die ik met een plafondlift van bed naar rolstoel heb verplaatst, het zelfde grapje zien/horen maken: leg die strop maar om mijn nek. Dan ben ik er maar van af… Het wordt gezegd met een glimlach, maar de ogen zeggen wat anders…
Het ziekenhuis heeft twee zogenaamde zes-uurkamers. Een
kamer waar overleden patiënten heen gereden worden voor ze naar het mortuarium
gaan. En elke patient die daar komt te liggen, krijgt een alarmsnoer in zijn
hand. Want stel je toch eens voor dat hij wakker wordt. Het is nog nooit
gebeurd, maar je moet het niet in je hoofd halen het snoer te vergeten. Het
hoort. Het is traditie. En we weten allemaal hoe erg Denen van tradities houden…
Ik kreeg vorige week het verzoek een overleden patient naar de zes-uurkamer te brengen. De nabestaanden wilden daar graag bij zijn. Dat kan, want naast de zes-uurskamer is een kleine afscheidsruimte waar nabestaanden nog even in rust afscheid kunnen nemen. Terwijl ik buiten stond te wachten, vroeg ik een collega hoe men nu condoleert in het Deens. Hij vertelde dat hij dat als portør nooit doet. Niet meer sinds hij een aantal nabestaanden opving die naar hun overleden vader kwamen kijken. Hij zei iets in de trant van ‘het spijt me dat uw vader is overleden…’ waarop een der nabestaanden zei: ‘Dat hoeft niet hoor, we zijn blij dat hij dood is…’ Dus dan maar volstrekte neutraliteit.
Ik kreeg vorige week het verzoek een overleden patient naar de zes-uurkamer te brengen. De nabestaanden wilden daar graag bij zijn. Dat kan, want naast de zes-uurskamer is een kleine afscheidsruimte waar nabestaanden nog even in rust afscheid kunnen nemen. Terwijl ik buiten stond te wachten, vroeg ik een collega hoe men nu condoleert in het Deens. Hij vertelde dat hij dat als portør nooit doet. Niet meer sinds hij een aantal nabestaanden opving die naar hun overleden vader kwamen kijken. Hij zei iets in de trant van ‘het spijt me dat uw vader is overleden…’ waarop een der nabestaanden zei: ‘Dat hoeft niet hoor, we zijn blij dat hij dood is…’ Dus dan maar volstrekte neutraliteit.
Eerder bracht ik een overleden persoon (hier een ‘mors’ genoemd)
naar het mortuarium. Doorgaans liggen ze nog in het ziekenhuisbed waarin ze
overleden zijn. Als de overledene dan de koeling in gaat, wordt hij in het
laken gewikkeld waar hij op ligt. Ik doe dat altijd erg netjes, zodat het
eindresultaat een beetje op een mummie lijkt. Dat valt blijkbaar op, want
collega T. stond naar mijn eindresultaat te kijken en complimenteerde mij
er mee. Blijkbaar slaan anderen gewoon het laken snel even over iemand heen en
klaar. Voor mij een kwestie van respect.
Nouja, weer even genoeg voor deze keer. Binnenkort weer een
nieuw verhaaltje!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten