maandag 2 januari 2017

2016



Berlijn, mei 1945. De zon staat stralend in een strakblauwe lucht, stofwolkjes stuiven op en verwaaien in een zachte bries. Helmut staat met gesloten geleund tegen een muurtje en warmt zich in de stralen van de zon. Een slordig gerolde sigaret in zijn mondhoek. Hij neemt een laatste trek, veegt de peuk zorgvuldig uit tegen het muurtje en legt het restant in zijn tabaksdoosje. Terwijl hij zijn schep pakt, klopt hij wat grijs stof van zijn kleren  en stapt de straat weer op. De huizen aan weerskanten van de straat zijn volslagen in puin geschoten en zo ver hij kan zien rest er niks van de stad dan eindeloze bergen baksteen en puin. Hij sluit zich weer aan bij zijn collega’s en begint een berg kalkbrokken en cement in een kruiwagen te scheppen. Het werk is eindeloos, maar je moet toch ergens beginnen…

Het is niet voor niets dat mijn vader, in een discussie hoe nu toch ook weer de drie musketiers heetten, tegen me zei “Aramis, Athos en… en…. Pathos! Nee, wacht, Aramis, Athos en Porthos. Jij bent Pathos, de vierde musketier!” Ik kan inderdaad erg pathetisch uit de hoek komen. Ook met dit intro. Maar ik vond het wel passend om een beeld te schetsen hoe goed mijn 2016 is geweest nadat de puinhopen en chaos van de voorgaande jaren eerst opgeruimd moesten worden. Want 2016 is voor mij in alle opzichten een geweldig jaar geweest. Een jaar dat ik, al zeg ik het zelf, dubbel en dwars heb verdiend.

2016 is voor mij het jaar geweest waarin alles eindelijk weer een beetje fatsoenlijk op de rails kwam te staan. Huis, werk, sociaal leven, het kwam allemaal samen. En dat geeft een hoop rust en tevredenheid.

Mijn broertje trouwde in december en op de voorafgaande borrel raakte ik aan de praat met zwager R. die informeerde naar hoe het nu met me ging in Denemarken. En ik vertelde hem dat ik bij tijd en wijle een heel dubbel gevoel heb, als ik er even bij stil sta dat ik nu woon en werk in Denemarken. Aan de ene kant het besef dat ik naar Denemarken ben gekomen voor een nieuwe toekomst met mijn gezin, maar dat die droom aan gruzelementen is gegaan. En aan de andere kant het gevoel dat ik dankzij mijn komst naar Denemarken mijn droombaan heb kunnen vinden. Dat besef is raar, en heel dubbel.

Het tweede jaar van die droombaan zit er ondertussen ook weer op, en het voelt alsof het werk nog steeds leuker en leuker wordt. Mijn opleiding is zoals bekend afgerond, met uitstekend resultaat mag ik wel zeggen. Van de opleiding heb ik genoten. Niet in het minst van het verblijf in een uitstekend hotel met royaal ontbijtbuffet en de vluchten van en naar Kopenhagen die betaald werden door mijn werkgever. Elke avond klokslag acht onmoetten mijn drie collega’s en ik elkaar in de lobby voor avondkoffie, met koek die wij steeds om de beurt kochten. Om dan nog even een uurtje of anderhalf uur te bomen over werk, cursus en privé.

Op school leerde ik vooral veel over verschillende ziektebeelden, weer wat basale biologie over de werking van het lichaam en veel, heel veel technieken om patiënten te mobiliseren. Dat werd aangevuld met praktijkdagen in mijn eigen ziekenhuis waar ik mee liep op verschillende afdelingen. Van intensive care tot mortuarium, van eerstehulp tot røntgen. Elke praktijkdag was een belevenis. Daar tussendoor waren verschillende dagen waarop ik op pad ging met mijn begeleider. Terwijl ik mijn dagelijkse werk deed observeerde hij en gaf waar mogelijk verbeterpunten aan.

Op 21 december werd de cursus afgesloten met een examen dat ik met glans doorstond. Ik was de eerste die op mocht en op het moment dat ik door de gangen liep, gevolgd door mijn begeleider (die als tweede man zou fungeren bij een mobilisering), de censor die mij examineerde en een vierde persoon als soort opzichter, voelde het wel spannend. Maar zodra ik aan een klus begon, verdwenen de zenuwen en werd het gewoon mijn werk. De censor was erg te spreken over mijn no nonsense houding. Toen we de intensive care op liepen waar de hersenpatiënten liggen, vroeg hij of ik wat over de afdeling kon vertellen. “Hier liggen de neurologische patiënten” zei ik, als vanzelfsprekend. Hij begon te lachen en zei dat mensen normaal een heel verhaal houden over dat het een van drie intensive care afdelingen in het ziekenhuis is en dat we nu op de afdeling waren waar de patiënten met neurologische aandoeningen liggen. Mijn korte en ter zake doende opmerking bracht hem daarom even van zijn à propos. Maar het beviel hem wel.

Het afgelopen jaar ben ik druk bezig geweest mijn appartement  naar mijn smaak in te richten en gaandeweg begint het steeds meer een plek te worden waar ik kan ontspannen en mezelf kan zijn. Ik woon onderhand wel in een soort spoorwegmuseum, maar het is mijn huis dus mijn regels. Daarnaast doe ik mijn best er voor te zorgen dat het ook een plek is waar Alex en Yelena het naar hun zin hebben en waar zij zich hopelijk thuis voelen. Nu delen ze een kleine slaapkamer maar ik hoop in de niet al te verre toekomst, grofweg binnen nu en twee jaar, iets te vinden waar ze ieder een eigen kamer hebben. Zeker nu Alex wat ouder wordt kan ik me voorstellen dat hij daar wel behoefte aan krijgt.

Ook sociaal gaat het de goede kant op. Ik begin meer en meer mensen te kennen. Vooral dankzij mijn werk. Met een aantal collega’s klikt het uitstekend. Zeker met het drietal waarmee ik op cursus ben geweest zitten we met een aantal dingen erg op de zelfde golflengte. "De vliegende Hollander" is onderhand mijn gangbare benaming geworden. Alhoewel er ook een verpleegster is die mij "De Zweed die geen Zweed is" noemt.

Grappig is ook te merken dat ik me nu ook ontspannen genoeg voel om mijn merkwaardige kant te laten zien op het werk. Toen we aan de koffie met gebak zaten voor het examen begon, sloeg mijn chef een stuk bakwerk af met de woorden “mijn lichaam is een tempel….” Ik stond op en nam een groot stuk bakwerk terwijl ik zei “Mijn lichaam is Berlijn in 1945, ik neem er nog eentje….” Met hoofdschuddend lachen tot gevolg.

En na enkele op niets uitlopende dates heb ik sinds augustus kennis aan een daadwerkelijke Deense deerne. We doen het rustig aan en kijken “hoe de dingen lopen”. Zeer toepasselijk betreft het een onderwijzeres Deens op een taalschool voor buitenlanders. Maar ik heb niets aan haar voor het verbeteren van mijn Deens. Want ten eerste vindt ze dat ik geweldig Deens spreek. En ten tweede vind ze mijn Nederlandse accent aandoenlijk. Nee, daar heb ik wat aan…

En natuurlijk zijn er vele, vele andere dingen die er voor gezorgd hebben dat 2016 geweldig is geweest. Ik heb een Nederlandse studievriend op bezoek gehad, ik heb op Eurospoor mede-modelspoorders die ik alleen online kende in real life ontmoet, de kinderen doen het ontzettend goed op alle vlakken, ik heb een goede verstandhouding met mijn ex (een regelrechte zeldzaamheid, als ik andere verhalen hoor) en met mijn ex-schoonfamilie, mijn ouders zijn weer op bezoek geweest en zo voort.

Dus samengevat: De grootste puinhopen zijn opgeruimd en ik heb alles weer redelijk op de rails. Het zou fijn zijn als 2017 een mooi vervolg gaat worden op het mooie 2016.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten