Berlijn, mei 1945. De zon staat stralend in een strakblauwe
lucht, stofwolkjes stuiven op en verwaaien in een zachte bries. Helmut staat met
gesloten geleund tegen een muurtje en warmt zich in de stralen van de zon. Een
slordig gerolde sigaret in zijn mondhoek. Hij neemt een laatste trek, veegt de
peuk zorgvuldig uit tegen het muurtje en legt het restant in zijn tabaksdoosje.
Terwijl hij zijn schep pakt, klopt hij wat grijs stof van zijn kleren en stapt de straat weer op. De huizen aan
weerskanten van de straat zijn volslagen in puin geschoten en zo ver hij kan
zien rest er niks van de stad dan eindeloze bergen baksteen en puin. Hij sluit
zich weer aan bij zijn collega’s en begint een berg kalkbrokken en cement in
een kruiwagen te scheppen. Het werk is eindeloos, maar je moet toch ergens
beginnen…
Het is niet voor niets dat mijn vader, in een discussie hoe nu
toch ook weer de drie musketiers heetten, tegen me zei “Aramis, Athos en… en….
Pathos! Nee, wacht, Aramis, Athos en Porthos. Jij bent Pathos, de vierde
musketier!” Ik kan inderdaad erg pathetisch uit de hoek komen. Ook met dit
intro. Maar ik vond het wel passend om een beeld te schetsen hoe goed mijn 2016
is geweest nadat de puinhopen en chaos van de voorgaande jaren eerst opgeruimd
moesten worden. Want 2016 is voor mij in alle opzichten een geweldig jaar
geweest. Een jaar dat ik, al zeg ik het zelf, dubbel en dwars heb verdiend.
2016 is voor mij het jaar geweest waarin alles eindelijk
weer een beetje fatsoenlijk op de rails kwam te staan. Huis, werk, sociaal
leven, het kwam allemaal samen. En dat geeft een hoop rust en tevredenheid.
Mijn broertje trouwde in december en op de voorafgaande borrel raakte ik aan de praat met zwager R. die informeerde naar hoe het nu met me ging in Denemarken. En ik vertelde hem dat ik bij tijd en wijle een heel dubbel gevoel heb, als ik er even bij stil sta dat ik nu woon en werk in Denemarken. Aan de ene kant het besef dat ik naar Denemarken ben gekomen voor een nieuwe toekomst met mijn gezin, maar dat die droom aan gruzelementen is gegaan. En aan de andere kant het gevoel dat ik dankzij mijn komst naar Denemarken mijn droombaan heb kunnen vinden. Dat besef is raar, en heel dubbel.
Het tweede jaar van die droombaan zit er ondertussen ook weer op,
en het voelt alsof het werk nog steeds leuker en leuker wordt. Mijn opleiding
is zoals bekend afgerond, met uitstekend resultaat mag ik wel zeggen. Van de
opleiding heb ik genoten. Niet in het minst van het verblijf in een uitstekend
hotel met royaal ontbijtbuffet en de vluchten van en naar Kopenhagen die betaald
werden door mijn werkgever. Elke avond klokslag acht onmoetten mijn drie collega’s
en ik elkaar in de lobby voor avondkoffie, met koek die wij steeds om de beurt
kochten. Om dan nog even een uurtje of anderhalf uur te bomen over werk, cursus
en privé.
Op school leerde ik vooral veel over verschillende
ziektebeelden, weer wat basale biologie over de werking van het lichaam en
veel, heel veel technieken om patiënten te mobiliseren. Dat werd aangevuld met
praktijkdagen in mijn eigen ziekenhuis waar ik mee liep op verschillende
afdelingen. Van intensive care tot mortuarium, van eerstehulp tot røntgen. Elke
praktijkdag was een belevenis. Daar tussendoor waren verschillende dagen waarop
ik op pad ging met mijn begeleider. Terwijl ik mijn dagelijkse werk deed
observeerde hij en gaf waar mogelijk verbeterpunten aan.
Op 21 december werd de cursus afgesloten met een examen dat
ik met glans doorstond. Ik was de eerste die op mocht en op het moment dat ik
door de gangen liep, gevolgd door mijn begeleider (die als tweede man zou
fungeren bij een mobilisering), de censor die mij examineerde en een vierde
persoon als soort opzichter, voelde het wel spannend. Maar zodra ik aan een
klus begon, verdwenen de zenuwen en werd het gewoon mijn werk. De censor was
erg te spreken over mijn no nonsense houding. Toen we de intensive care op
liepen waar de hersenpatiënten liggen, vroeg hij of ik wat over de afdeling kon
vertellen. “Hier liggen de neurologische patiënten” zei ik, als
vanzelfsprekend. Hij begon te lachen en zei dat mensen normaal een heel verhaal
houden over dat het een van drie intensive care afdelingen in het ziekenhuis is
en dat we nu op de afdeling waren waar de patiënten met neurologische
aandoeningen liggen. Mijn korte en ter zake doende opmerking bracht hem daarom
even van zijn à propos. Maar het beviel hem wel.
Het afgelopen jaar ben ik druk bezig geweest mijn
appartement naar mijn smaak in te richten
en gaandeweg begint het steeds meer een plek te worden waar ik kan ontspannen
en mezelf kan zijn. Ik woon onderhand wel in een soort spoorwegmuseum, maar het
is mijn huis dus mijn regels. Daarnaast doe ik mijn best er voor te zorgen dat
het ook een plek is waar Alex en Yelena het naar hun zin hebben en waar zij zich
hopelijk thuis voelen. Nu delen ze een kleine slaapkamer maar ik hoop in de
niet al te verre toekomst, grofweg binnen nu en twee jaar, iets te vinden waar
ze ieder een eigen kamer hebben. Zeker nu Alex wat ouder wordt kan ik me
voorstellen dat hij daar wel behoefte aan krijgt.
Ook sociaal gaat het de goede kant op. Ik begin meer en meer
mensen te kennen. Vooral dankzij mijn werk. Met een aantal collega’s klikt het
uitstekend. Zeker met het drietal waarmee ik op cursus ben geweest zitten we
met een aantal dingen erg op de zelfde golflengte. "De vliegende Hollander" is onderhand mijn gangbare benaming geworden. Alhoewel er ook een verpleegster is die mij "De Zweed die geen Zweed is" noemt.
Grappig is ook te merken dat
ik me nu ook ontspannen genoeg voel om mijn merkwaardige kant te laten zien op
het werk. Toen we aan de koffie met gebak zaten voor het examen begon, sloeg
mijn chef een stuk bakwerk af met de woorden “mijn lichaam is een tempel….” Ik
stond op en nam een groot stuk bakwerk terwijl ik zei “Mijn lichaam is Berlijn
in 1945, ik neem er nog eentje….” Met hoofdschuddend lachen tot gevolg.
En na enkele op niets uitlopende dates heb ik sinds augustus
kennis aan een daadwerkelijke Deense deerne. We doen het rustig aan en kijken “hoe
de dingen lopen”. Zeer toepasselijk betreft het een onderwijzeres Deens op een
taalschool voor buitenlanders. Maar ik heb niets aan haar voor het verbeteren
van mijn Deens. Want ten eerste vindt ze dat ik geweldig Deens spreek. En ten
tweede vind ze mijn Nederlandse accent aandoenlijk. Nee, daar heb ik wat aan…
En natuurlijk zijn er vele, vele andere dingen die er voor
gezorgd hebben dat 2016 geweldig is geweest. Ik heb een Nederlandse
studievriend op bezoek gehad, ik heb op Eurospoor mede-modelspoorders die ik
alleen online kende in real life ontmoet, de kinderen doen het ontzettend goed
op alle vlakken, ik heb een goede verstandhouding met mijn ex (een regelrechte
zeldzaamheid, als ik andere verhalen hoor) en met mijn ex-schoonfamilie, mijn
ouders zijn weer op bezoek geweest en zo voort.
Dus samengevat: De grootste puinhopen zijn opgeruimd en ik
heb alles weer redelijk op de rails. Het zou fijn zijn als 2017 een mooi
vervolg gaat worden op het mooie 2016.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten