vrijdag 20 januari 2017

Rookduiker


Omdat mijn werkgever graag goed opgeleide en voorbereide portørs heeft, gaan wij veel op cursus. In mijn eerste jaar als portør was er een vierweekse cursus elementaire brandbestrijding (denk aan leren omgaan met diverse brandblusapparaten) en eerstehulpverlening. In mijn tweede jaar als portør de verplichte opleiding tot portør en in 2017 zowel de cursus rookduiker als een combinatie van eerstehulpverlening en lesgeven, zodat ik op enig moment ook zelf eerstehulpverlening mag onderwijzen.

Nu de cursus rookduiken. De Deense term is “røgdykker” en is eigenlijk zeer passend. Een røgdykker is iemand die, gekleed in brandweeruniform en voorzien van helm, zuurstofmasker en zuurstoffles, ruimtes vol rook “induikt” om personen en eventueel voorwerpen te vinden. Dit gebeurt voornamelijk kruipend omdat je letterlijk geen hand voor ogen ziet. Je makker, of makkers, volgen ook kruipend en houden de man voor zich vast met een hand om been of voet van de voorganger. Op deze manier, de muren van de ruimte volgend, kruipt men zoekend met de handen over de vloer tot het doel gevonden is. Of tot de zuurstoffles leeg is.

In de afgelopen week hebben mijn zes medecursisten en ik een beeld gekregen van de omstandigheden waaronder een rookduiker werkt. De eerste dag werden we in brandweeruniform met helm en zuurstofmasker (zonder zuurstoffles...) door een hindernisbaan in een verduisterd pand gestuurd. Niks te zien, zwaar ademhalen, gangen die plotseling dood lopen, gangetjes waar je alleen kruipend doorheen kunt… En dan rustig blijven, vertrouwen op je makker, op jezelf en op je uitrusting. Voor mij was vooral het kruipen door een nauw, donker tunneltje zonder ook maar iets te zien behoorlijk grensoverschrijdend. Maar een fantastische ervaring om te doen.

De dag erna het zelfde verhaal, maar dan met een zuurstoffles van bijna tien kilo op je rug. Voordeel was dat de ademhaling stukken beter ging. Nadeel was dat de nauwe gangetjes nog nauwer werden. Maar opnieuw: rust en vertrouwen. De hindernisbaan namen we vlot en zonder problemen. Onze instructeurs waren verrast want er was een “paniekmoment” ingebouwd, waar twee teams elkaar tegen kwamen. Het idee is dan dat men verward raakt en elkaar kwijt raakt. Maar wat deden wij nuchtere portørs? Zover het paste hielden beide teams rustig rechts zodat men elkaar zonder problemen kon passeren. Situatie onder controle.

Daarna werd het werken in volle bepakking uitgebreid met de hitte van een brand. Op het oefenterrein van de brandweerschool staat een huis dat gebruikt wordt om branden na te bootsen. Kelder, begane grond en eerste verdieping. Alles afgesloten en donker. We namen plaats in de kelder, waarna een grote stapel hout en hooi in twee hoeken werden aangestoken. Staan zolang de warmte het toelaat en op de hurken als het heet wordt. En het wordt heet… Heel heet. Minstens 500 graden. Je uniform beschermt goed tegen de ergste hitte, maar na een paar minuten begint het ook onder het uniform flink te prikken. Om nog maar te zwijgen van het zweten.

Nadat we aan die warmte en de aanwezigheid van een bulderend vuur gewend waren, werden we in teams met een bepaalde opdracht het brandende huis ingestuurd. Bijvoorbeeld de melding: “Het brandt daar en daar en ooggetuigen hebben een persoon in paniek op de eerste verdieping gezien. Dus: Uitrusting checken, nummer 1 pakt de brandslag en richt op de deur, nummer twee opent de deur waarna nummer 1 een eerste lading water naar binnen spuit tegen een eventuele steekvlam. Daarna op de knieën de rook in en proberen je doel te vinden. Heel intensief, maar het is verbazingwekkend zoals je je rust kunt bewaren in kolkende rook en te midden van bulderende vlammen.

Klaar om het brandende huis in te gaan.

 De laatste stap was de “flashover container”. Een zeecontainer waarin je kunt zien hoe rookgassen ontvlammen. Aan de ene zijde wordt een vuur gestookt, aan de andere zijde zitten wij. Dan gaan de deuren dicht en zie je hoe het vuur eerst gewoon brandt en daarna hoe door gebrek aan zuurstof een enorme rookontwikkeling plaats vindt. Eerst grijs, dan pikzwart. Het begint bovenaan en zakt dan langzaamaan naar de grond. Het is alsof je langzaam een deken over je heen ziet zakken. En dan opeens zie je geen hand voor ogen meer. En voel je alleen nog een intense hitte. Erger nog dan in het brandende huis.

Op een bepaald punt, met hulp van wat zuurstofregulering, beginnen de rookgassen langs de wanden en langs het plafond te ontbranden. En dat is een van de mooiste, maar ook meest beangstigende dingen die ik ooit gezien heb. Het in slow motion golven van de oranje vlammen langs het plafond deed me aan het noorderlicht denken. Ik vergat de hitte en kon alleen maar gefascineerd kijken. Bijna hypnotiserend. En zo allesvernietigend. Heel bijzonder om letterlijk het vuur zo na aan de schenen gelegd te krijgen. Om een beeld te geven van hoe het er uit ziet, zie: https://www.youtube.com/watch?v=MyNgUFAh9Xs

Tussen deze zware oefeningen werd er ook nog kort opgefrist hoe de diverse brandblussers werken. Men neme een groot vat van een anderhalve meter in diameter, dump er een zooi diesel en bezine in en: “Jongens, teams van twee, daar staan de poederblussers, doof het vuur maar….” De eerste twee deden dat heel snel en waren ernstig zelfingenomen. Ik was de laatste die het mocht proberen. Alleen, want een oneven aantal cursisten. “Wil je er een tweede man bij hebben?” vroeg de cursusleider? “Ach, als er iemand op stand-by kan staan voor als het niet lukt, dan probeer ik het eerst zelf wel even…” Waarna ik uiteraard zonder problemen in mijn eentje de fik bluste. En dat was de tweede keer dat ik liet zien uit welk hout ik gesneden ben.

De eerste keer was, zoals ik ook reeds op Facebook schreef, toen mijn verjaardag nog even “gevierd” moest worden. Als je veertig wordt in Denemarken blijven tradities als bedolven worden onder kaneel (25 jaar) of peper (30 jaar) je bespaard. Maar mijn collega’s vonden dat veertig jaar wel gevierd kon worden met een blik rotte Zweedse haring. https://nl.wikipedia.org/wiki/Surstr%C3%B6mming Ik kreeg een blik en een opener in handen gedrukt en toen iedereen zijn zuurstofmasker op had, opende ik het blik. Het vocht spoot er uit en de stank was niet mis. Ik zette door, opende het blik en hing ten overstaan van iedereen mijn neus er boven en snoof diep. Toen ik vervolgens ook nog een hap rotte haring nam, was iedereen verbijsterd. Diep respect was mijn deel. De volgende dag wist iedereen op de brandweerschool er van en werd ik respectvol knettergek verklaard.

"Echt niemand anders een hapje?"

Na het afronden van deze cursus zijn wij “hjælperøgdykkere”. Hulprookduikers, hulpbrandweerman zal ik maar zeggen. Een fantastische, intensieve cursus die me heel veel geleerd heeft. Het smaakt naar meer, misschien vrijwillige brandweer? Als dat met mijn wachten en twee kinderen te combineren zou zijn, is dat nog best een mogelijkheid. En dat vrijwillige is dan weer mooi meegenomen voor als ik ooit tot Deen wil nationaliseren. Want blijkbaar is een van de eisen, of wordt een van de eisen, dat je een x-aantal jaar vrijwilligerswerk gedaan moet hebben…. We gaan het zien!

zondag 8 januari 2017

1917



1917 is een jaar waarin veel gebeurde. Het is het jaar waarin de Communisten zeiden "hoezo langs democratische weg, wij plegen gewoon een staatsgreep....", het jaar waarin tsaar Nicolaas II de macht overdroeg aan zijn jongere broer Michael. Die op zijn beurt iets had van "ja, ik ben gekke Henkie niet..." waarna het tsarentijdperk de facto ophield te bestaan. 1917 is het jaar waarin de Amerikaanse doughboys zich vol enthousiasme in de loopgravenoorlog stortten. De Fransen eisten nog wel het opperbevel over de Amerikaanse troepen op, maar dat zagen ze toch echt verkeerd volgens de Amerikanen. Het was het jaar waarin de Franse troepen tegen hun officiers zeiden "zoek het lekker zelf uit, wij stoppen met vechten..." Het Britse koningshuis besloot zich vanaf 1917 Windsor te noemen, in plaats van hun eigenlijke naam 'von Saxe-Coburg und Gotha", een naam die na drie jaar oorlog met Duitsland als ietwat besmet werd beschouwd. En de Finnen verklaarden zich onafhankelijk van Rusland. 

In dat jaar vol grootse gebeurtenissen, heeft Denemarken ook een bescheiden rol gespeeld. Op 16 januari 1917 bereikten de Denen een verkoopovereenkomst met de Verenigde Staten aangaande Deens West Indie, nu bekend als de Maagdeneilanden in het Caribische gebied. Het was het laatste restje Deens koloniaal verleden in het Caribische gebied en Azië. 

Zoals veel landen in de 17e eeuw, zocht Denemarken ook naar expansie in oost- en west Indische gebieden onder leiding van respectievelijk de Deense Oost Indische compagnie en de Deense West Indische compagnie. De laatste werd overigens mede opgericht door twee Nederlanders. Maar dat ter zijde. In het Caribische gebied werd een aantal eilanden gekocht en veroverd die later de Maagdeneilanden, alias Deens West Indië zouden vormen. In het oosten bezaten de Denen enkele gebieden en eilanden aan de Indiase kust en enig grondgebied aan de goudkust, tegenwoordig Ghana.
Deens West Indië leverde economisch aardig wat op. Niet alleen vanwege de plantages, maar ook vanwege de slaven- en wapenhandel met Afrika. Wapens werden in Afrika geruild voor slaven, die op de plantages suikerriet moesten verbouwen, die (omgezet in suiker en rum) weer door de Denen verkocht werden. Na de afschaffing van de slavernij in 1848 kelderde de omzet van de plantages en leverden de eilanden nauwelijks nog geld op.

In de 19e eeuw gooide Denemarken de overzeese gebiedsdelen in de uitverkoop. Er waren nauwelijks nog opbrengsten en sommige gebieden waren volkomen verlaten. Allereerst werden tussen 1839 en 1868 de Deense gebiedsdelen in India verkocht aan de Britten. De Deense gebieden aan de goudkust werden in 1850 ook verkocht aan het Verenigd Koninkrijk. 

Gaandeweg werd Deens West Indië ook steeds minder winstgevend en er werd herhaalde malen geprobeerd de eilanden te verkopen. De Verenigde Staten en Duitsland hebben regelmatig een aanbod gekregen. Tijdens de vredesbesprekingen na de voor Denemarken rampzalig verlopen oorlog van 1864, probeerde men de eilanden te ruilen voor het door Duitsland bezette ex-Deense Sleeswijk-Holstein. Maar tevergeefs. Ook een verkooppoging aan de VS in 1867 mislukte nadat de eilanden getroffen werden door een orkaan waarna de VS geen interesse meer hadden. Ook een verkooppoging aan Groot Brittannië in 1896 en Duitsland (1899) liep op niets uit. Pas in 1917 hapten de Amerikanen toe. Voor 25 miljoen dollar (tegenwoordig een slordige 465 miljoen dollar) wisselden de eilanden van eigenaar.

Overigens ging die verkoop niet helemaal zonder slag of stoot. Er was binnen Denemarken wel verzet tegen en in 1916 werd er daarom een niet bindend referendum gehouden. Overigens het eerste in Denemarken waarbij ook vrouwen mochten stemmen. De uitslag was duidelijk in de meerderheid voor verkoop. 65% stemde voor, 35% tegen. De bewoners van Deens West Indië mochten overigens niet stemmen.

Het Deens nationaal museum in Kopenhagen plande een tentoonstelling rond het honderdjarig jubileum van de verkoop van de Deense West Indische eilanden, maar in 2016 werd bekend gemaakt dat het museum daar wegens bezuinigingsmaatregelen van af zag. Dit heeft tot veel ophef geleid omdat veel Denen vinden dat daarmee het Deens koloniaal verleden weggestopt wordt. Zoals bekend heeft Denemarken al weinig op met het terug zien op haar koloniale verleden (zie mijn verhaal over Groenland) en het afblazen van deze tentoonstelling werd dan ook gezien als een bevestiging daar van.

Als mini-tentoonstelling dan maar twee sluitzegels uit mijn collectie die oproepen tegen de verkoop van Deens West Indie:


maandag 2 januari 2017

2016



Berlijn, mei 1945. De zon staat stralend in een strakblauwe lucht, stofwolkjes stuiven op en verwaaien in een zachte bries. Helmut staat met gesloten geleund tegen een muurtje en warmt zich in de stralen van de zon. Een slordig gerolde sigaret in zijn mondhoek. Hij neemt een laatste trek, veegt de peuk zorgvuldig uit tegen het muurtje en legt het restant in zijn tabaksdoosje. Terwijl hij zijn schep pakt, klopt hij wat grijs stof van zijn kleren  en stapt de straat weer op. De huizen aan weerskanten van de straat zijn volslagen in puin geschoten en zo ver hij kan zien rest er niks van de stad dan eindeloze bergen baksteen en puin. Hij sluit zich weer aan bij zijn collega’s en begint een berg kalkbrokken en cement in een kruiwagen te scheppen. Het werk is eindeloos, maar je moet toch ergens beginnen…

Het is niet voor niets dat mijn vader, in een discussie hoe nu toch ook weer de drie musketiers heetten, tegen me zei “Aramis, Athos en… en…. Pathos! Nee, wacht, Aramis, Athos en Porthos. Jij bent Pathos, de vierde musketier!” Ik kan inderdaad erg pathetisch uit de hoek komen. Ook met dit intro. Maar ik vond het wel passend om een beeld te schetsen hoe goed mijn 2016 is geweest nadat de puinhopen en chaos van de voorgaande jaren eerst opgeruimd moesten worden. Want 2016 is voor mij in alle opzichten een geweldig jaar geweest. Een jaar dat ik, al zeg ik het zelf, dubbel en dwars heb verdiend.

2016 is voor mij het jaar geweest waarin alles eindelijk weer een beetje fatsoenlijk op de rails kwam te staan. Huis, werk, sociaal leven, het kwam allemaal samen. En dat geeft een hoop rust en tevredenheid.

Mijn broertje trouwde in december en op de voorafgaande borrel raakte ik aan de praat met zwager R. die informeerde naar hoe het nu met me ging in Denemarken. En ik vertelde hem dat ik bij tijd en wijle een heel dubbel gevoel heb, als ik er even bij stil sta dat ik nu woon en werk in Denemarken. Aan de ene kant het besef dat ik naar Denemarken ben gekomen voor een nieuwe toekomst met mijn gezin, maar dat die droom aan gruzelementen is gegaan. En aan de andere kant het gevoel dat ik dankzij mijn komst naar Denemarken mijn droombaan heb kunnen vinden. Dat besef is raar, en heel dubbel.

Het tweede jaar van die droombaan zit er ondertussen ook weer op, en het voelt alsof het werk nog steeds leuker en leuker wordt. Mijn opleiding is zoals bekend afgerond, met uitstekend resultaat mag ik wel zeggen. Van de opleiding heb ik genoten. Niet in het minst van het verblijf in een uitstekend hotel met royaal ontbijtbuffet en de vluchten van en naar Kopenhagen die betaald werden door mijn werkgever. Elke avond klokslag acht onmoetten mijn drie collega’s en ik elkaar in de lobby voor avondkoffie, met koek die wij steeds om de beurt kochten. Om dan nog even een uurtje of anderhalf uur te bomen over werk, cursus en privé.

Op school leerde ik vooral veel over verschillende ziektebeelden, weer wat basale biologie over de werking van het lichaam en veel, heel veel technieken om patiënten te mobiliseren. Dat werd aangevuld met praktijkdagen in mijn eigen ziekenhuis waar ik mee liep op verschillende afdelingen. Van intensive care tot mortuarium, van eerstehulp tot røntgen. Elke praktijkdag was een belevenis. Daar tussendoor waren verschillende dagen waarop ik op pad ging met mijn begeleider. Terwijl ik mijn dagelijkse werk deed observeerde hij en gaf waar mogelijk verbeterpunten aan.

Op 21 december werd de cursus afgesloten met een examen dat ik met glans doorstond. Ik was de eerste die op mocht en op het moment dat ik door de gangen liep, gevolgd door mijn begeleider (die als tweede man zou fungeren bij een mobilisering), de censor die mij examineerde en een vierde persoon als soort opzichter, voelde het wel spannend. Maar zodra ik aan een klus begon, verdwenen de zenuwen en werd het gewoon mijn werk. De censor was erg te spreken over mijn no nonsense houding. Toen we de intensive care op liepen waar de hersenpatiënten liggen, vroeg hij of ik wat over de afdeling kon vertellen. “Hier liggen de neurologische patiënten” zei ik, als vanzelfsprekend. Hij begon te lachen en zei dat mensen normaal een heel verhaal houden over dat het een van drie intensive care afdelingen in het ziekenhuis is en dat we nu op de afdeling waren waar de patiënten met neurologische aandoeningen liggen. Mijn korte en ter zake doende opmerking bracht hem daarom even van zijn à propos. Maar het beviel hem wel.

Het afgelopen jaar ben ik druk bezig geweest mijn appartement  naar mijn smaak in te richten en gaandeweg begint het steeds meer een plek te worden waar ik kan ontspannen en mezelf kan zijn. Ik woon onderhand wel in een soort spoorwegmuseum, maar het is mijn huis dus mijn regels. Daarnaast doe ik mijn best er voor te zorgen dat het ook een plek is waar Alex en Yelena het naar hun zin hebben en waar zij zich hopelijk thuis voelen. Nu delen ze een kleine slaapkamer maar ik hoop in de niet al te verre toekomst, grofweg binnen nu en twee jaar, iets te vinden waar ze ieder een eigen kamer hebben. Zeker nu Alex wat ouder wordt kan ik me voorstellen dat hij daar wel behoefte aan krijgt.

Ook sociaal gaat het de goede kant op. Ik begin meer en meer mensen te kennen. Vooral dankzij mijn werk. Met een aantal collega’s klikt het uitstekend. Zeker met het drietal waarmee ik op cursus ben geweest zitten we met een aantal dingen erg op de zelfde golflengte. "De vliegende Hollander" is onderhand mijn gangbare benaming geworden. Alhoewel er ook een verpleegster is die mij "De Zweed die geen Zweed is" noemt.

Grappig is ook te merken dat ik me nu ook ontspannen genoeg voel om mijn merkwaardige kant te laten zien op het werk. Toen we aan de koffie met gebak zaten voor het examen begon, sloeg mijn chef een stuk bakwerk af met de woorden “mijn lichaam is een tempel….” Ik stond op en nam een groot stuk bakwerk terwijl ik zei “Mijn lichaam is Berlijn in 1945, ik neem er nog eentje….” Met hoofdschuddend lachen tot gevolg.

En na enkele op niets uitlopende dates heb ik sinds augustus kennis aan een daadwerkelijke Deense deerne. We doen het rustig aan en kijken “hoe de dingen lopen”. Zeer toepasselijk betreft het een onderwijzeres Deens op een taalschool voor buitenlanders. Maar ik heb niets aan haar voor het verbeteren van mijn Deens. Want ten eerste vindt ze dat ik geweldig Deens spreek. En ten tweede vind ze mijn Nederlandse accent aandoenlijk. Nee, daar heb ik wat aan…

En natuurlijk zijn er vele, vele andere dingen die er voor gezorgd hebben dat 2016 geweldig is geweest. Ik heb een Nederlandse studievriend op bezoek gehad, ik heb op Eurospoor mede-modelspoorders die ik alleen online kende in real life ontmoet, de kinderen doen het ontzettend goed op alle vlakken, ik heb een goede verstandhouding met mijn ex (een regelrechte zeldzaamheid, als ik andere verhalen hoor) en met mijn ex-schoonfamilie, mijn ouders zijn weer op bezoek geweest en zo voort.

Dus samengevat: De grootste puinhopen zijn opgeruimd en ik heb alles weer redelijk op de rails. Het zou fijn zijn als 2017 een mooi vervolg gaat worden op het mooie 2016.