maandag 9 oktober 2017

tatoeages



Voor mijn gevoel kent Denemarken een absurde tatoeage dichtheid. Vrijwel al mijn collega’s hebben tatoeages en de meerderheid van de patiënten waar ik mee te maken heb heeft ze ook. Variërend van een subtiele, kleine tot van boven tot onder vol getatoeëerde lichamen. Van tatoeages die gemaakt zijn door kunstenaars, tot keukentafeltatoeages.

De tatoeage boven de bilspleet die in Nederland wel bekend staat als het aarsgewei, wordt in Denemarken het “Randers gewei” genoemd. Omdat Randers voor Denen de ultieme platvloerse stad is. Van dergelijke tatoeages heb ik diverse varianten voorbij zien komen.

Onderhand ben ik dus redelijk gewend geraakt aan allerhande tatoeages, dus ik kijk niet vreemd meer op als ik een patiënt moet vervoeren die van boven tot onder getatoeëerd is. Als er gelegenheid is, kijk ik wel eens naar wat het precies voor tekeningen en teksten zijn. Dat zegt af en toe wel wat over de persoon. Helaas niet altijd ten positieve. Er is een keer geweest dat ik een patiënt in een rolstoel ophaalde. Normaal maak ik wel een praatje met mensen, maar bij het vastpakken van de handvatten, zag ik een reuzegroot hakenkruis in de nek getatoeëerd. De zin tot small talk verging me direct. Helaas heb ik dat soort tatoeages vaker gezien. Hakenkruizen, SS runen, adelaars, je kunt het zo gek niet bedenken.

In 2000 ben ik in Alkmaar een tatoeageshop binnen gestapt, maakte een snelle keuze uit de map standaard tribal tattoos, betaalde vijftig gulden aan en was vervolgens te bescheten om op te komen dagen. Maar het laten zetten van een tatoeage heeft me altijd bezig gehouden. Ik heb op een bepaald moment ook zelf een tatoeage ontworpen. Dat was in de heerlijke tijd dat ik bij Renault Financial Services werkte. Alhoewel, werkte is een groot woord. Grote delen van mijn werkdag kon ik zonder problemen doorbrengen met schrijven en tekenen.

Ik heb toen daadwerkelijk een tatoeage ontworpen waar ik erg mee in mijn sas was. Helaas werd ik daarna alleen maar geplaagd door het Pipo de clown effect. “Zal ik het doen, of zal ik het niet doen?” Vroeg ik mijzelf om de haverklap af. De tekening belandde uiteindelijk in mijn portemonnee, samen met de fotootjes van Alex en Yelena. Tot 2013.

Na twee jaar in Denemarken besloot ik om nu maar eens de knoop door te hakken. Ik toog naar wat volgens internet een goede tatoeëerder was, legde mijn ontwerp op de balie waar een druk tatoeërende artiest er een vluchtige blik op wierp. 1000 kronen, zei hij lusteloos. Ik keerde op mijn schreden terug naar huis. De tekening verdween ergens in of tussen en dook pas weer op toen ik de laatste dozen met spullen die nog bij mijn ex stonden uitpakte.

En opnieuw begon het te kriebelen. Ik vond het nog steeds een mooi ontwerp, er mocht alleen wel een beetje aan geschaafd worden. Dus een collega om advies gevraagd, of hij nog een goede tatoeëerder kende die kon helpen. En aangezien de collega in kwestie van boven tot onder getatoeëerd is, wist hij dat wel. En zo stapte ik anderhalve week geleden een zaakje binnen alwaar een zeer vriendelijke en behulpzame tatoeëerster mij te woord stond. Het resultaat? Nou, kijk maar:


zaterdag 26 augustus 2017

Praktijkbegeleider



Sinds begin dit jaar ben ik praktijkbegeleider, het zal niet ongemerkt gebleven zijn op facebook. Ik begeleid nieuwe collega’s in hun inwerkperiode. Zowel nieuwe vaste krachten als uitzendkrachten of stagiairs in hun eerste schreden op het pad in de wondere wereld der portørs. In mijn rol van begeleider hoop ik mijn passie voor het vak door te geven aan mijn nieuwe collega’s. En dat lukt heel aardig. De stagiair die ik een tijdje terug onder mijn hoede had verzuchtte na een paar weken: “Dit is een baan waar je je verheugt op je werkdag. Doe mij vandaag maar twee extra uurtjes…”

Het is in de eerste dagen heel veel praten en nog meer lopen dan gewoonlijk. Ons ziekenhuis heeft zeven verschillende panden met tientallen afdelingen. En het duurt wel even voor je daar een beetje de weg kent. Dus de eerste rondleiding is erg globaal en richt zich vooral op de praktische zaken. Waar haal je schone bedden, waar lever je gebruikte bedden in, waar zijn de kledingautomaten, waar is de portørcentrale en op welke afdeling heb je de meeste kans op taart….

In de dagen er na volgt de nieuwe collega mij om een beetje bekend te raken met hoe wij ons werk doen. Als die “wegbekendheid” begint te komen, is het de nieuweling die zijn eerste patiënten mag transporteren. Grappig genoeg vinden de meeste patiënten dat ook vermakelijk. En geen enkel probleem dat ze door een onervaren portør vervoerd worden. Zolang er maar een begeleider bij is.

Omdat je in dit werk nogal wat grenzen overschrijdt (zie mijn eerdere column over grenzen), is het bij elke nieuwe collega even aftasten waar die grenzen liggen. De een heeft er geen enkel probleem mee om mee te gaan naar de zesuurs kamer waar dode patiënten liggen, de ander moet daar heel erg aan wennen. Dan is het een kwestie van stapje voor stapje. Terwijl de nieuwe collega op een afstandje staat te kijken, vertellen over de procedures die we volgen. Terloops de overlijdensgegevens laten zien die op het briefje om de grote teen staan, zodat hij of zij uit nieuwsgierigheid toch weer wat dichterbij komt.

Of op de intensive care waar de echt zieke patiënten liggen. Voor ik ze daar een eerste keer meeneem op een ronde, zeg ik altijd dat het geen schande is als ze de kamer even willen verlaten als het ze even te veel wordt. Liever dat ze even op de gang staan, dan dat ze flauw vallen. Voor sommige nieuwe collega’s zijn juist die zieke patiënten die aan allerhande leidingen en infusen liggen, grensoverschrijdender dan een overleden patiënt. Maar vrijwel allemaal wennen ze er aan. 

Na twee weken ga ik om tafel met de nieuwe collega om te kijken hoe het allemaal gaat. Ik volg hem of haar niet elke dag. Soms heb ik vrij, soms avonddiensten. En die hebben die nieuwelingen pas als ze volledig zijn opgeleid. In deze evaluatie gaan we in op de inwerkperiode, wat ze er van vinden, hoe ze de collega’s ervaren en of er dingen zijn die ik als begeleider misschien vergeten ben of die ze opgefrist willen hebben.

Zo’n inwerkperiode is ook voor mij erg intensief. Ik steek veel tijd en energie in een nieuwe collega om er voor te zorgen dat hij of zij de juiste start krijgt en goed beslagen ten ijs komt als de inwerkperiode voorbij is en ze zelfstandig op pad mogen. En soms horen daar helaas ook teleurstellingen bij. Dat iemand, ondanks mijn inzet, toch na een paar weken (of maanden) besluit dat het werk toch niet echt bij de persoon past. Maar gelukkig zijn dat uitzonderingen.

Als ik dan door het ziekenhuis loop en een collega tegenkom die ik heb ingewerkt, is er altijd tijd voor een praatje over hoe het gaat. Of een korte opmerking en een glimlach als ze met een patiënt op pad zijn. Zonder uitzondering enthousiaste, opgewekte gezichten.

En ohja, die stagiair uit het begin van dit verhaal? Die heeft een vaste baan bij ons gekregen. Oorspronkelijk was het plan dat hij bij ons werkervaring op zou doen, voor hij zou solliciteren bij de ambulancedienst. En dan ben je als begeleider toch wel eventjes heel erg trots als je hoort dat hij liever portør wordt. Trots op je werk als begeleider, trots op de stagiair die het werk zo leuk vindt dat hij zijn baanplannen er door verandert en trots op mijn collega’s die hem de werkomgeving bieden waarin hij helemaal op zijn plaats is!

donderdag 1 juni 2017

Statiegeld



Denemarken kent een statiegeldsysteem voor plastic flesjes en blikjes. Onderverdeeld in drie soorten statiegeld: A, B en c. A levert 1 kroon op (13 eurocent), B levert anderhalve kroon op (20 eurocent) en c levert maar liefst drie kronen op (40 eurocent). 

Nu wil het geval dat Denen erg slechte inleveraars zijn. Overal zwerven lege blikjes en flessen rond die zijn leeggedronken en waarvan de eigenaar het statiegeld niet de moeite waard vond om het blikje of flesje mee te nemen om weer in te leveren. En dat heeft er toe geleid dat het oprapen en verzamelen van lege blikjes en flessen hier een hele eigen bron van inkomsten is geworden.

Op zomerse dagen worden parken afgestruind door sjofele mensen met grote plastic zakken die achtergelaten blikjes oprapen. Of ze hangen als aasgieren rond groepjes drinkende mensen, wachtend tot de blikjes worden weggelegd. Dit laatste leidt dan wel weer tot irritatie der drinkers. Prima dat hun blikjes worden opgeruimd, maar hou wel netjes afstand.

Het gilde der blikjesrapers is niet alleen op de mooie dagen actief. Elke dag, weer of geen weer, zie je mensen in vuilnisbakken grabbelen op zoek naar statiegeld. Een of twee plastic tassen met zich mee dragend om hun verdiensten in te verzamelen. Hier is het geen ongewoon gezicht om iemand bij een flessenautomaat in de supermarkt te zien met een winkelwagentje gevuld met zakken vol blikjes. Om dan een half uur lang alles in de automaat te gooien.

De mensen die blikjes rapen of uit vuilnisbakken vissen zijn zeer divers. Een aantal herken ik onderhand omdat ze een vaste route hebben. Oudere mannen, zwervers, van alles. Maar ook veel buitenlanders die op deze manier hun (vermoedelijk) schamele inkomen op deze manier aanvullen. En juist dat laatste bevalt Dansk Folkeparti dus helemaal niet. Buitenlanders die blikjes rapen om er harde contanten voor te krijgen, dat kan natuurlijk niet. Dus zijn er nu voorstellen ingediend dat statiegeld niet meer contant uitgekeerd mag worden. Of dat het alleen via mobilepay overgemaakt kan worden.

En ik geef toe. Ik ben ook voor de verleiding gezwicht. Want hoe je het ook wendt of keert, ik ben een zuinige Hollander en het is gewoon gratis geld… Toen ik de avond van het carnaval naar mijn werk liep, struinend door bergen lege blikjes en flessen, bedacht ik me dat ik eigenlijk een vuilniszak had moeten meenemen. Daar lag voor een aardige grijpstuiver aan statiegeld. De ochtend na carnaval toen ik naar huis liep, zag ik een zigeunerin met twee winkelwagentjes vol blikjes en flessen. “Goed bezig, dat is een aardig centje dat ze verzameld heeft. En de stad wordt er iets opgeruimder van, dus het mes snijdt aan twee kanten…” dacht ik toen ik haar zag scharrelen.

Vandaag heb ik mijn gene overboord gegooid en mijn eerste gratis geld mee naar huis genomen. Iets dat ik goed kan gebruiken. Niet omdat ik nou geld te kort kom. Maar omdat ik een spaarmuis heb. Anderhalf jaar geleden heeft Yelena op het kinderdagverblijf een spaarmuis van papier mache voor me gemaakt. En ik heb met de kinderen afgesproken dat we daar al het losse muntgeld in zouden doen tot de muis vol is. Om daarna iets leuks met dat geld te doen. Alleen…. Vrijwel al het geldverkeer gaat hier elektronisch. Dus ik heb zelden munten om in de spaarmuis te doen.  Na anderhalf jaar is de muis nog maar voor een derde gevuld.

Statiegeld is een manier om aan muntgeld te komen, dus bij tijd en wijle sta ik rekenend voor mijn lege flessen en blikjes om te bekijken hoe ik zoveel mogelijk munten krijg door het combineren van A, B en c statiegeld. Nu ik mijn eerste blikje van de straat heb meegenomen, komt de spaarmuis misschien iets eerder vol. Het doel heiligt de middelen….

zaterdag 27 mei 2017

Rammstein


De eerste keer dat ik Rammstein zag was op Pinkpop in 1997. Veel van het vuurwerkspektakel ging daar verloren vanwege het redelijk vroege tijdstip waarop de band speelde. De tweede keer dat ik de band zag was in de HMH in 2001. En nu zestien jaar later was het een genoeglijk weerzien. Bij het vorderen van de setlist viel me steeds meer op hoezeer Rammstein een rol heeft gespeeld in verscheidene facetten van mijn leven. “Mein Herz brennt” was de soundtrack van mijn huwelijk, “Feuer frei!” was de soundtrack van de film waar Yelena haar naam aan dankt. “Ich will” was het eerste lied dat ik hoorde toen ik na aankomst in Moskou de TV aanzette op mijn hotelkamer.

Toen eind vorig jaar bekend werd dat Rammstein in de buurt zou spelen, hoefde ik niet lang na te denken of ik zou gaan. Al waren de tickets behoorlijk aan de prijs (omgerekend een euro of 90), ik moest en zou ze zien. En zo toog ik afgelopen donderdag met mijn vriendinnetje naar Horsens om mij te laven aan de musica teutonica. Wat mij verbaasde was het aantal oude nummers dat de band speelde. Ik rekende op een setlist die gedomineerd zou worden door de albums van na Mutter. Dus Reise, reise, Rosenrot en Liebe ist fur alle da. Maar nee, de nadruk lag op Mutter, met enkele nummers van Sehnsucht en Herzeleid, aangevuld met enkele nummers van de latere albums. Dit was de setlist:

Ramm 4
Reise, reise (Reise, reise)
Hallelujah (Mutter)
Zerstoren (Rosenrot)
Keine Lust (Reise, reise)
Feuer frei! (Mutter)
Seeman (Herzeleid)
Ich tu dir Weh (Liebe ist fur alle da)
Du riechst so gut (Herzeleid)
Mein Herz brennt (Mutter)
Links 2-3-4 (Mutter)
Ich will (Mutter)
Du hast (Sehnsucht)
Stripped (Sehnsucht)
Sonne (Mutter)
Amerika (Reise, reise)
Engel (Sehnsucht)

De show was alles wat je van Rammstein mocht verwachten. Overdadig, strak gespeeld en warm. Ik had het geluk in de directe nabijheid te staan van een aantal vlammenwerpers die gebruikt werden bij Feuer frei! en Sonne. Want een Rammstein concert is niet compleet zonder de hitte van het rijkelijk gebruikte vuur. Ook geen gebrek aan theater. Till Lindemann in steeds wisselende kostuums, met make-up en mimiek die mij doet denken aan die van de geluidloze films uit de jaren twintig, en natuurlijk toetsenist Lorenz in zijn altijd eigenaardige rol van underdog.

En nee, Rammstein is muzikaal niet de beste band ter wereld. Ook is het niet de origineelste band. Maar het concert stond als een huis, zang en muziek waren strak en het vuurwerk spectaculair. Rammstein zoals Rammstein hoort te zijn. Genieten dus en je laten meevoeren op een onstuitbare tsunami van Duitsheid. Hoewel ik het erg jammer dat de agressiviteit en macaberheid van de eerste twee albums plaats heeft gemaakt voor een toenemende weemoedigheid in de liederen van Rammstein. Iets waar de Duitse taal overigens zeer geschikt voor is. Maar of het nou iets typisch Duits is, of dat de bandleden ook alweer 23 jaar ouder zijn sinds ze begonnen, dat durf ik niet te zeggen.

Helaas kwam ik ook het nog steeds bij sommige bestaande vooroordeel tegen dat de Duitse taal, aanwezige meebrullende massa’s en geheven armen alleen maar vergeleken kan worden met rechtse politiek. Zoals een andere recensent opmerkte dat de meebrullende massa bij het spelen van Links 2-3-4 toch eigenlijk wel erg deed denken aan de jaren dertig en dat het geschreeuwde “HEY” zonder meer uitgewisseld kon worden door “HEIL”. En dat nota bene bij een nummer waarin de band zijn linkse oriëntatie bezingt….

Overigens waren het niet alleen de vlammen van Rammstein die voor een bepaalde mate van oververhitting zorgden. De stralende zon en rijkelijk vloeiend gerstenat zorgden er voor dat ik getuige en geweest van drie vechtpartijen. En dat was toch iets nieuws voor me. Ik ben vaker naar concerten en festivals geweest, maar vechtpartijen heb ik nooit meegemaakt. Misschien dat het toch een beetje samenhangt met wat voor publiek er is.

Maar ondanks dat, was het een genoegen om voor het eerst sinds 2011 weer naar een groots en meeslepend concert geweest te zijn. In juni komt Roger Water met een nieuw album, het zou leuk zijn als hij ook in de buurt komt te spelen. Eind dit jaar speelt Marilyn Manson in Denemarken, maar daar heb ik de kinderen. En omdat mijn ex ook erg graag naar Rammstein had gewild, krijgt zij het genoegen hem te zien en horen.

donderdag 18 mei 2017

Grenzen



Op mijn middelbare school poogden onze leraren hun leslokalen wat op te fleuren met vakgerelateerde posters. Zo was ook het lokaal waar Duits werd onderwezen versierd met een aantal posters die de voordelen van het leren van Duits moesten onderstrepen. Een er van toonde een landschap met een omhoog staande slagboom met “zoll” er op, omgeven door de tekst “Met Duits gaat er een wereld voor je open”. Mijn aanpassing van die slogan werd niet gewaardeerd. “Met Duits gaat er een Polen voor je open” vond mijn docent te grensoverschrijdend.

Op mijn werk heb ik onderhand al een heel aantal grenzen overschreden. Dat begon al op dag een toen we een overleden patiënt te zien kregen. Ik ken de dood eigenlijk alleen van familieleden en dat is heel triest omdat het zo dicht bij is. In eerste instantie was ik vrij gespannen hoe ik op een onbekende overledene zou reageren, maar dat wende snel. Het is geen onverschilligheid ten opzichte van de overledene, maar het besef dat het ook een deel van het leven is.

Dan zijn er de intensive care patiënten. Hulpeloos, bedlegerig en soms in diverse stadia van ontbinding. Vingers en tenen die steeds zwarter worden en zoeter beginnen te ruiken (ja, als je er met je neus zo ongeveer bovenop zit dan ruik je het duidelijk….), open wonden, stoma’s, ontlasting. Het went allemaal, maar de eerste keer is opnieuw een grens. Als praktijkbegeleider benadruk ik altijd dat ik me bewust ben dat die grenzen er zijn als je nieuw bent, en dat het okay is om aan te geven dat je even wat tijd nodig hebt. Gelukkig nemen nieuwe collega’s hun tijd. De een heeft moeite met overleden patiënten, de andere weer met intensive care patiënten.

Voor mij persoonlijk was ook het contact leggen met wildvreemden grensoverschrijdend. Ik ben redelijk introvert en had er altijd redelijk moeite mee om uit mijn comfort zone te komen. Maar sinds ik portør ben moet ik wel. Praatjes aanknopen met patiënten, ik heb er serieus heel erg aan moeten wennen. Maar ook die grens is geslecht. Geen enkel probleem meer. Het begint zelfs door te werken in mijn privé leven, waar ik daadwerkelijk praatjes aan knoop met mensen die ik tegen kom. Heel apart, maar erg leuk.

Hartstilstanden en trauma kunnen ook erg grensoverschrijdend zijn. Je weet nooit wat je aantreft als je in zo’n geval de kamer binnen komt. Gelukkig was de eerste keer dat ik hartmassage gaf een redelijk standaard gebeuren. Nu ruim twee jaar later heb ik meegemaakt hoe patiënten hun pas gegeten middageten uit braken, artsen die opereren terwijl ik massage geef (inclusief een volkomen opengesneden buik waar de darmen uit puilden…) of de spatische samentrekkingen als een patient een stroomstoot met de defibrillator krijgt. Traumapatiënten idem. De ene keer iemand die van een paard gevallen is, de andere keer iemand die zodanig aan puin is gereden dat je in eerste instantie niet ziet of het een man of vrouw is…

En net als je denkt dat je alle grenzen wel overschreden hebt, kom je een nieuwe grens tegen. Ik werd met een collega naar een afdeling geroepen omdat een psychiatrische patiënt in toom gehouden moest worden. De patiënt moest op de afdeling blijven maar omdat er nog geen toestemming van de arts was voor dwangverpleging kon de patiënt niet vastgehouden worden. Elke patiënt is vrij om te gaan of staan waar hij/zij wil. Dus in afwachting van het groene licht van de arts, volgden mijn collega en ik de patiënt die volkomen verward door het ziekenhuis dwaalde.

Uiteindelijk werd ik gebeld met de mededeling dat wij de patiënt vast mochten pakken en terug naar de afdeling voeren. En op het moment dat ik de patiënt vast pakte (rechter arm onder de oksel, linkerhand om de pols) en deze met mijn collega terug begon te leiden naar de afdeling, was ik me opeens volkomen bewust van het feit dat dit vrijheidsberoving was. Dat ik iemand tegen diens wil mee nam. En dat was behoorlijk grensoverschrijdend. Dat doe je niet zomaar. De situatie was weliswaar uitzonderlijk, maar het gaf me een naar gevoel.

Het belangrijkste met dit alles is om het niet op te kroppen. Praat er over, neem even een korte pauze. Er kan, als het nodig is, ook psychologische hulp verleend worden. Er zijn collega’s die het opkropten en die knapten van de ene op de andere dag. Daar heb ik geen zin in. Dus ik drink een kop koffie en ik schrijf. Mijn persoonlijke uitlaatklep.

vrijdag 20 januari 2017

Rookduiker


Omdat mijn werkgever graag goed opgeleide en voorbereide portørs heeft, gaan wij veel op cursus. In mijn eerste jaar als portør was er een vierweekse cursus elementaire brandbestrijding (denk aan leren omgaan met diverse brandblusapparaten) en eerstehulpverlening. In mijn tweede jaar als portør de verplichte opleiding tot portør en in 2017 zowel de cursus rookduiker als een combinatie van eerstehulpverlening en lesgeven, zodat ik op enig moment ook zelf eerstehulpverlening mag onderwijzen.

Nu de cursus rookduiken. De Deense term is “røgdykker” en is eigenlijk zeer passend. Een røgdykker is iemand die, gekleed in brandweeruniform en voorzien van helm, zuurstofmasker en zuurstoffles, ruimtes vol rook “induikt” om personen en eventueel voorwerpen te vinden. Dit gebeurt voornamelijk kruipend omdat je letterlijk geen hand voor ogen ziet. Je makker, of makkers, volgen ook kruipend en houden de man voor zich vast met een hand om been of voet van de voorganger. Op deze manier, de muren van de ruimte volgend, kruipt men zoekend met de handen over de vloer tot het doel gevonden is. Of tot de zuurstoffles leeg is.

In de afgelopen week hebben mijn zes medecursisten en ik een beeld gekregen van de omstandigheden waaronder een rookduiker werkt. De eerste dag werden we in brandweeruniform met helm en zuurstofmasker (zonder zuurstoffles...) door een hindernisbaan in een verduisterd pand gestuurd. Niks te zien, zwaar ademhalen, gangen die plotseling dood lopen, gangetjes waar je alleen kruipend doorheen kunt… En dan rustig blijven, vertrouwen op je makker, op jezelf en op je uitrusting. Voor mij was vooral het kruipen door een nauw, donker tunneltje zonder ook maar iets te zien behoorlijk grensoverschrijdend. Maar een fantastische ervaring om te doen.

De dag erna het zelfde verhaal, maar dan met een zuurstoffles van bijna tien kilo op je rug. Voordeel was dat de ademhaling stukken beter ging. Nadeel was dat de nauwe gangetjes nog nauwer werden. Maar opnieuw: rust en vertrouwen. De hindernisbaan namen we vlot en zonder problemen. Onze instructeurs waren verrast want er was een “paniekmoment” ingebouwd, waar twee teams elkaar tegen kwamen. Het idee is dan dat men verward raakt en elkaar kwijt raakt. Maar wat deden wij nuchtere portørs? Zover het paste hielden beide teams rustig rechts zodat men elkaar zonder problemen kon passeren. Situatie onder controle.

Daarna werd het werken in volle bepakking uitgebreid met de hitte van een brand. Op het oefenterrein van de brandweerschool staat een huis dat gebruikt wordt om branden na te bootsen. Kelder, begane grond en eerste verdieping. Alles afgesloten en donker. We namen plaats in de kelder, waarna een grote stapel hout en hooi in twee hoeken werden aangestoken. Staan zolang de warmte het toelaat en op de hurken als het heet wordt. En het wordt heet… Heel heet. Minstens 500 graden. Je uniform beschermt goed tegen de ergste hitte, maar na een paar minuten begint het ook onder het uniform flink te prikken. Om nog maar te zwijgen van het zweten.

Nadat we aan die warmte en de aanwezigheid van een bulderend vuur gewend waren, werden we in teams met een bepaalde opdracht het brandende huis ingestuurd. Bijvoorbeeld de melding: “Het brandt daar en daar en ooggetuigen hebben een persoon in paniek op de eerste verdieping gezien. Dus: Uitrusting checken, nummer 1 pakt de brandslag en richt op de deur, nummer twee opent de deur waarna nummer 1 een eerste lading water naar binnen spuit tegen een eventuele steekvlam. Daarna op de knieën de rook in en proberen je doel te vinden. Heel intensief, maar het is verbazingwekkend zoals je je rust kunt bewaren in kolkende rook en te midden van bulderende vlammen.

Klaar om het brandende huis in te gaan.

 De laatste stap was de “flashover container”. Een zeecontainer waarin je kunt zien hoe rookgassen ontvlammen. Aan de ene zijde wordt een vuur gestookt, aan de andere zijde zitten wij. Dan gaan de deuren dicht en zie je hoe het vuur eerst gewoon brandt en daarna hoe door gebrek aan zuurstof een enorme rookontwikkeling plaats vindt. Eerst grijs, dan pikzwart. Het begint bovenaan en zakt dan langzaamaan naar de grond. Het is alsof je langzaam een deken over je heen ziet zakken. En dan opeens zie je geen hand voor ogen meer. En voel je alleen nog een intense hitte. Erger nog dan in het brandende huis.

Op een bepaald punt, met hulp van wat zuurstofregulering, beginnen de rookgassen langs de wanden en langs het plafond te ontbranden. En dat is een van de mooiste, maar ook meest beangstigende dingen die ik ooit gezien heb. Het in slow motion golven van de oranje vlammen langs het plafond deed me aan het noorderlicht denken. Ik vergat de hitte en kon alleen maar gefascineerd kijken. Bijna hypnotiserend. En zo allesvernietigend. Heel bijzonder om letterlijk het vuur zo na aan de schenen gelegd te krijgen. Om een beeld te geven van hoe het er uit ziet, zie: https://www.youtube.com/watch?v=MyNgUFAh9Xs

Tussen deze zware oefeningen werd er ook nog kort opgefrist hoe de diverse brandblussers werken. Men neme een groot vat van een anderhalve meter in diameter, dump er een zooi diesel en bezine in en: “Jongens, teams van twee, daar staan de poederblussers, doof het vuur maar….” De eerste twee deden dat heel snel en waren ernstig zelfingenomen. Ik was de laatste die het mocht proberen. Alleen, want een oneven aantal cursisten. “Wil je er een tweede man bij hebben?” vroeg de cursusleider? “Ach, als er iemand op stand-by kan staan voor als het niet lukt, dan probeer ik het eerst zelf wel even…” Waarna ik uiteraard zonder problemen in mijn eentje de fik bluste. En dat was de tweede keer dat ik liet zien uit welk hout ik gesneden ben.

De eerste keer was, zoals ik ook reeds op Facebook schreef, toen mijn verjaardag nog even “gevierd” moest worden. Als je veertig wordt in Denemarken blijven tradities als bedolven worden onder kaneel (25 jaar) of peper (30 jaar) je bespaard. Maar mijn collega’s vonden dat veertig jaar wel gevierd kon worden met een blik rotte Zweedse haring. https://nl.wikipedia.org/wiki/Surstr%C3%B6mming Ik kreeg een blik en een opener in handen gedrukt en toen iedereen zijn zuurstofmasker op had, opende ik het blik. Het vocht spoot er uit en de stank was niet mis. Ik zette door, opende het blik en hing ten overstaan van iedereen mijn neus er boven en snoof diep. Toen ik vervolgens ook nog een hap rotte haring nam, was iedereen verbijsterd. Diep respect was mijn deel. De volgende dag wist iedereen op de brandweerschool er van en werd ik respectvol knettergek verklaard.

"Echt niemand anders een hapje?"

Na het afronden van deze cursus zijn wij “hjælperøgdykkere”. Hulprookduikers, hulpbrandweerman zal ik maar zeggen. Een fantastische, intensieve cursus die me heel veel geleerd heeft. Het smaakt naar meer, misschien vrijwillige brandweer? Als dat met mijn wachten en twee kinderen te combineren zou zijn, is dat nog best een mogelijkheid. En dat vrijwillige is dan weer mooi meegenomen voor als ik ooit tot Deen wil nationaliseren. Want blijkbaar is een van de eisen, of wordt een van de eisen, dat je een x-aantal jaar vrijwilligerswerk gedaan moet hebben…. We gaan het zien!