zondag 20 december 2015

Een jaar portør

Zo. Mijn eerste jaar als portør zit er op. En toepasselijk begon en sloot het jaar vrijwel met de zelfde patiënt. In de eerste weken lag er een patiënt op de intensive care die ik regelmatig zag op mijn rondes daar. Kon niks meer, lag op bed aan allerhande apparatuur en een enorme collectie drains, sondes, enzovoort.

Een paar maanden later ging het beter en kwam ze op een algemene afdeling terecht. De laatste keer dat ik haar zag, vertelde ze trots dat ze bij de fysio al weer drie treden op een trap kon lopen. Tot ik haar afgelopen week weer tegenkwam. Zelfstandig lopend met een rollator, opgewekt en blij om mij ook weer te zien. Ze moest iets na laten kijken en werd daarom een nachtje opgenomen. Maar fantastisch om iemand zo hard te zien knokken om van een soort kasplantje weer op eigen benen te komen staan. Daar heb ik diep respect voor.
Zij beschrijft eigenlijk alles wat ik heb meegemaakt in het afgelopen jaar. Van eenvoudige transporten van afdeling A naar B met een patiënt tot intensief contact met patiënten op de intensive care. Letterlijk geen dag is het zelfde geweest het afgelopen jaar. Elke dag nieuwe mensen, nieuwe situaties en gebeurtenissen. Ik ben nog geen dag met tegenzin naar mijn werk gegaan.
Ik heb leuke dingen meegemaakt, indrukwekkende, trieste of ronduit gruwelijke dingen. Een kankerpatiënt die slecht nieuws heeft gekregen, een bejaarde die door een auto is doodgereden, een kind dat het hilarisch vond om met bed en al rondgereden te worden, een licht demente bejaarde die zich bezorgd maakt om mijn toenemende kaalheid en een verlegen lachende twintigjarige met het syndroom van Down die alle portørs zo vreselijk knap vond.

Bijnamen
In een van mijn eerste columns over mijn werk als portør vroeg ik me af of en wanneer ik een bijnaam zou krijgen. Nou, een echte bijnaam heb ik nog niet, maar een gangbare benaming voor mij is “den flyvende hollænder” (de vliegende Hollander). Een andere collega noemt mij “narkobaron” (drugsbaron, vanwege uiteraard mijn Nederlander zijn…). Ik had het slechter kunnen treffen. Ik had ook ‘Piep’ of ‘de Kromme’ kunnen heten. Die laatste heet niet zo omdat hij een kromme rug heeft (wat ik aanvankelijk dacht) maar het feit dat hij zijn verhalen altijd onderstreept met een gekromde wijsvinger…

Echter. Afgelopen zomer op brandweercursus hebben we ook enig onderricht gekregen in collegialiteit. En daar werd met zoveel woorden gezegd dat bijnamen eigenlijk niet kunnen, omdat ze vaak negatief bedoeld zijn. Ik snap de achterliggende gedachte wel, en ik merk ook dat het gebruik van bijnamen afneemt.  Maar persoonlijk heb ik er weinig moeite mee als ze me niet kwetsen.

Sociaal
Wat voor mij een hele interessante en goede ontwikkeling is, is dat ik als binnenvetter annex introvert nu dagelijks gedwongen ben direct contact te maken met mensen, small talk te hebben en me vooral heel open op te stellen. Als ik mezelf nu vergelijk met een jaar geleden, is dat een wereld van verschil. Portør Eelco draait er zijn hand niet meer voor om. In elk geval niet op het werk. Maar ik kan nog altijd met een soort mix van bewondering en jaloezie kijken naar hoe makkelijk sommige van mijn collega’s kletspraatjes over van alles en nog wat weten te maken.

Het scheelt een boel dat ik over mijn onzekerheid qua Deens spreken heen ben. Ik maak gerust nog fouten, ik spreek het nog niet 100% correct en ik heb een accent. Hoewel dat laatste doorgaans vooral als charmant wordt beschouwd. Maar de mogelijkheid nu dagelijks Deens te spreken heeft er voor gezorgd dat ik op dat vlak met sprongen vooruit ben gegaan. Gelukkig zijn mijn collega’s altijd bereid me te corrigeren als ik een foutje maak. Of als ik alleen mosterd op mijn hotdog doe, in plaats van mosterd, ketchup, remoulade, gebakken uitjes en augurk. Maar dat terzijde.

Dood
De dood komt in vele facetten, heb ik het afgelopen jaar geleerd. Het hoort bij het leven. Maar echt wennen doet het niet. Ik heb jarenlang een soort angst gehad voor dode mensen, althans dat dacht ik. Maar na de vele doden die ik nu gezien en aangeraakt heb, heb ik ook geleerd dat het vooral het verdriet er om heen is dat me raakt, of het nu familie is of wildvreemden. Ik heb geen enkel probleem met helpen bij het wassen van een pas overleden persoon, iemand in de koeling leggen, dat soort dingen. Maar zodra er gevoelens om de hoek komen kijken, wordt het heel anders.

Opnieuw een sprongetje terug naar de cursus van afgelopen zomer. Rollenspel. In een groepje van zes kregen twee een opdracht als portør en de overige vier moesten bekijken en commentaar geven. De situatie: een overleden kind van een jaar of zes en een moeder die aan het doodsbed in het ziekenhuis zat. Een CPR-pop was het kind, de moeder werd gespeeld door een actrice. In de voorbereiding niks aan de hand. Het is een rollenspel. Maar zodra bij de actrice een knop omging voor haar rol als rouwende moeder, zo ging er bij mij ook een knop om. Toen werd het opeens heel aangrijpend.
De eerste keer dat ik een verpleegster hielp met verplaatsen van een dode van een intensive care bed naar een gewoon bed, begon ik gewoonte getrouw de ‘patient’ aan te spreken. Vertellen wat we gingen doen… Tot ik me besefte dat de patient een dode was, die wel warm aanvoelde maar niets meer had aan mijn goedbedoelde aanwijzingen.

Hartmassage
Een aantal keer heb ik ook geschreven over mijn ervaringen op het gebied van hartmassage. Dat blijft elke keer een belevenis. Je hebt geen idee wat je aantreft als je de zaal betreedt waar de patient ligt. Vaak maak je meteen deel uit van een zeer goed geoliede machine. Personeel communiceert goed en werkt goed samen, duidelijke status updates en goed overleg als er besloten moet worden of we doorgaan of stoppen met de behandeling. In die gevallen wordt er ook aan ons portørs naar onze input gevraagd maar uiteindelijk is het de arts die beslist. Soms is het een duidelijke zaak, soms is ook twijfel te zien. Hetzij bij verplegend personeel, hetzij bij de arts.

Een haperende communicatie heb ik ook meegemaakt. Geen enkele achtergrond bij de patient, een arts met kennis van de patient die opeens weg is en niet te vinden is, geen medisch dossier voor handen. Dan merk je absoluut heel snel de frustratie bij de diverse personen op de zaal.
De hartstilstanden die me zijn bijgebleven zijn die waarbij de aanwezige artsen ook onze inzet als portør bevestigden. Door regelmatig aan te geven dat we goed bezig waren, of zelfs te zeggen dat wij als portørs de belangrijkste mensen ter plekke waren omdat wij de patient ‘op gang’ moesten houden. Dat geeft een kick.

Een keer heb ik een paar verpleegsters aan de kant moeten duwen om massage te geven. Ik was de eerste ter plekke en zag drie verpleegsters rond een bed die geen idee hadden van wat ze moesten doen en een halfslachtige massage afwisselden met paniekerige uitroepen naar elkaar. Dan denk je niet na, maar neem je over. Toen er daarna collega’s van me binnen kwamen in isolatie-dracht (mondkapje, schort voor), bleek het een patient te zijn die mogelijk NORO-virus had. Godzijdank had ik handschoenen aan toen de patient tijdens de massage overgaf over mijn handen…

Toekomstmuziek
En dan natuurlijk de toekomst. De recente bezuinigingsronde heb ik overleefd. Dus dat is mooi. Ik ben me terdege bewust van het feit dat ik in een beroep zit dat erg gevoelig is voor economische tegenslag en bezuinigingen, en daarmee dat mijn werkzekerheid helaas niet zo groot is als die van bijvoorbeeld een arts. Dus is ontwikkelen het devies, opleidingen waar mogelijk in combinatie met mijn werk. Dit jaar begin ik aan mijn opleiding als portør, hoewel het nog geen echte officiële opleiding is. Meer een interne opleiding die deels plaats vindt in Aarhus.

Maar het is wel duidelijk dat ik graag iets blijf doen met direct menselijk contact. Ik vind het leuk om rondes te doen op de intensive care of om samen te werken met een fysiotherapeut. Afgelopen week kwam het gesprek op een baan als verpleger op de intensive care. Daar is wel een vierjarige opleiding (voltijd, niet te combineren met een baan als portør) als verpleegkundige voor nodig, en dan nog eens twee jaar werkervaring. Dus dat gaat tijd kosten. Dan kan ik net zo goed ‘gewoon’ geneeskunde studeren, alhoewel ik dan pas na mijn vijftigste daadwerkelijk arts kan zijn.

Nouja, dat is verder koffiedik kijken. De komende jaren hoop ik vooral nog gewoon portør te kunnen zijn en misschien via een intern weggetje nog wat extra’s te kunnen toevoegen aan mijn werk.