dinsdag 26 mei 2020

Dialect


In een eerder verhaal heb ik volgens mij al eens de enorme variëteit aan dialecten in Denemarken aangestipt. Een land met nog geen zes miljoen inwoners, maar toch een veertig verschillende dialecten. Dat is toch wel van een heel andere orde dan Nederland. Met zeventien miljoen inwoners, maar slechts vierentwintig dialecten. En een taal, dat dan weer wel. Dat heeft Denemarken dan weer niet.

De Deense dialecten vallen grofweg in die groepen te verdelen: Jysk (Juts, wat op het vasteland van Denemarken wordt gesproken), Ømål (lett. Eilandtaal, het Deens dat op de eilanden gesproken wordt, zoals Fyn, Sjælland en Lolland) en Bornholmsk (gesproken op het eiland Bornholm, het laatste restje oost-Deens zoals dat gesproken werd in zuid Zweden en op Bornholm).

Mijn Nederlands is vrijwel dialectloos. In het studentenleven waren er altijd wel mensen die een feilloos oor hadden voor dialecten, maar werkelijk niemand kon aan mijn Nederlands horen waar ik precies vandaan kwam. Iedereen was/is het er over eens dat ik enorm bekakt Nederlands spreek. Natuurlijk zit er wel degelijk wat dialect in mijn taalgebruik, vooral een paar Amsterdamse woorden en blijkbaar wat Westfries.

Terug naar de Deense dialecten. Mijn Deens is overduidelijk Jysk, in uitspraak en in woordgebruik. Zozeer zelfs dat toen ik voor het eerst na de emigratie weer op bezoek ging bij mijn lerares Deens en we Deens met elkaar spraken, haar eerste opmerking was “Dat is niet het Deens wat ik je geleerd heb….” (zij heeft mij geprobeerd ‘rigsdansk’ te leren, Algemeen Beschaafd Deens). En dat is logisch, want als immigrant kopieer je de taal die je om je heen gebruikt hoort worden. En helemaal nu ik een noord-Jutse werkkring en vriendin heb, is mijn Deens nog regionaler geworden. Dankzij mijn schoonfamilie heb ik steeds minder moeite met het verstaan van in elk geval de noord-Jutse dialecten.

Waar ik zeker in het begin van mijn werk in het ziekenhuis dagelijks de vraag kreeg waar ik vandaan kwam, wordt die vraag me nu nog zelden gesteld. En als de vraag gesteld wordt, is het vooral of ik van IJsland of de Faeröer eilanden kom. Het is recent, na bijna zes jaar als portør, voor het eerst geweest dat iemand alleen op basis van mijn naam een buitenlandse afkomst vermoedde. Mijn Deens was volgens hem vrijwel accentloos. En dat is natuurlijk een geweldig compliment om te krijgen.

Accent zul je altijd houden, ik ga er van uit dat altijd aan mijn Deens te horen zal zijn dat ik een immigrant ben. Ik hoor het ook aan de Nederlandse Denen die af en toe in het ziekenhuis liggen. Sommigen spreken het na jaren DK ook vrijwel accentloos, sommigen hebben een Nederlands accent dat nog zo sterk is dat ik wel kan raden waar ze vandaan komen. Mijn ex heeft ook nog een beetje een accent, dat net als in mijn geval, gekenmerkt wordt door het Deens van haar collega’s.

Op dit moment is dit een van mijn favoriete taalkundige websites: https://dialekt.ku.dk/dialektkort/ Wat de site geweldig maakt, zijn de oude opnames van sprekers van diverse dialecten. Waar je ook geweldig goed de verschillen tussen de dialecten kunt horen. Ook als er hemelsbreed maar een kilometer of twintig tussen ligt. En het is een mooie oefening voor mijn Deens. Want hoewel de noord-Jutse dialecten voor mij goed te verstaan zijn, is bijvoorbeeld west-Juts van een heel ander kaliber. Om nog maar te zwijgen van zuid-Juts. Dat overduidelijk Duitse klanken heeft, maar toch geen Duits is. Ømål is doorgaans goed te verstaan, vooral dat wat op Sjælland gesproken wordt.

Alex en Yelena spreken vloeiend Deens. Yelena heeft naar mijn gevoel een wat beschaafder Deens opgepikt van haar onderwijzers. Alex’ taalgebruik is wat lokaler, het stadsdialect van Aalborg dat hij zorgvuldig lijkt te cultiveren. Samen met zijn voorliefde voor klassieke Deense gerechten. Maar dat is weer een ander verhaal.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten